instructie: lidwoord en zelfstandig naamwoord
1 / 15
Lesson duration is: 10 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Welke lidwoorden gebruiken we in Nederland?
Slide 2 - Mind map
Benoem in onderstaande zin de lidwoorden:
De agente gaf haar buurman een boete.
De agente gaf haar buurman een boete.
Slide 3 - Open question
Benoem in onderstaande zin de lidwoorden:
In het klaslokaal staat de aardigste docent van school.
In het klaslokaal staat de aardigste docent van school.
Slide 4 - Open question
Benoem in onderstaande zin de lidwoorden:
De bal van Willem ligt naast die boom.
De bal van Willem ligt naast die boom.
Slide 5 - Open question
Wat weten we nog over zelfstandige naamwoorden?
Slide 6 - Mind map
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Is 'oranje' een zelfstandig naamwoord?
Controleer de eigenschappen:
- je kan er meervoud van maken
- je kan er een verkleinwoord van maken
- je kan er een lidwoord voor zetten.
Controleer de eigenschappen:
- je kan er meervoud van maken
- je kan er een verkleinwoord van maken
- je kan er een lidwoord voor zetten.
A
ja
B
nee
Slide 9 - Quiz
Is 'club' een zelfstandig naamwoord?
Controleer de eigenschappen:
- je kan er meervoud van maken
- je kan er een verkleinwoord van maken
- je kan er een lidwoord voor zetten.
Controleer de eigenschappen:
- je kan er meervoud van maken
- je kan er een verkleinwoord van maken
- je kan er een lidwoord voor zetten.
A
ja
B
nee
Slide 10 - Quiz
Is 'fles' een zelfstandig naamwoord?
Controleer de eigenschappen:
- je kan er meervoud van maken
- je kan er een verkleinwoord van maken
- je kan er een lidwoord voor zetten.
Controleer de eigenschappen:
- je kan er meervoud van maken
- je kan er een verkleinwoord van maken
- je kan er een lidwoord voor zetten.
A
ja
B
nee
Slide 11 - Quiz
Is 'groot' een zelfstandig naamwoord?
Controleer de eigenschappen:
- je kan er meervoud van maken
- je kan er een verkleinwoord van maken
- je kan er een lidwoord voor zetten.
Controleer de eigenschappen:
- je kan er meervoud van maken
- je kan er een verkleinwoord van maken
- je kan er een lidwoord voor zetten.
A
ja
B
nee
Slide 12 - Quiz
Schrijf de zelfstandig naamwoorden uit onderstaande zin op.
Ajax heeft de wedstrijd van Feyenoord gewonnen.
Ajax heeft de wedstrijd van Feyenoord gewonnen.
Slide 13 - Open question
Schrijf de zelfstandig naamwoorden uit onderstaande zin op.
De leraar heeft het moeilijke proefwerk nagekeken.
De leraar heeft het moeilijke proefwerk nagekeken.
Slide 14 - Open question
Schrijf de zelfstandig naamwoorden uit onderstaande zin op.
De hond plast in de nieuwe tuin.
De hond plast in de nieuwe tuin.
