Herhaling LeWo H4-6

Herhaling Lezen en Woordenschat H4-6

Even kijken wat jullie nog/al weten...
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling Lezen en Woordenschat H4-6

Even kijken wat jullie nog/al weten...

Slide 1 - Slide


Woordenschat
- Rijmende uitdrukkingen
- Uitdrukkingen uit de Bijbel en de mythologie
- Oude naamvallen

Lezen
- Feiten, meningen en argumenten
- Kritisch lezen
- Tekst en publiek

Slide 2 - Slide

Hoofdstuk 4
Kijk naar de tekst op het plaatje hiernaast. Is dit beginrijm of eindrijm?

Slide 3 - Slide

Wat is een andere term voor alliteratie?
A
beginrijm
B
eindrijm

Slide 4 - Quiz

Maak de uitdrukking af:
De leerlingen van de Lindenborg fietsen elke dag door weer en ... naar school.

Slide 5 - Open question

Aan het signaalwoord 'immers' herken je een...
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 6 - Quiz

Noem een signaalwoord waaraan je een standpunt/mening herkent.

Slide 7 - Open question

Omdat sommige leerlingen lezen lastig vinden, gaan we daar veel mee oefenen.

Wat is het standpunt?
A
omdat sommige leerlingen lezen lastig vinden
B
we gaan daar veel mee oefenen

Slide 8 - Quiz

Hoofdstuk 5
Wat betekent 'een tantaluskwelling'? Zie het plaatje hiernaast.

Slide 9 - Slide

Veel uitdrukkingen in het Nederlands komen alleen maar uit de Bijbel.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Wat betekent 'bezigen'?

Slide 11 - Open question

Waarom moeten we kritisch lezen?

Slide 12 - Open question

Welke vragen kan je stellen wanneer
je een tekst kritisch leest?

Slide 13 - Mind map

Hoofdstuk 6
Hebben wij in het Nederlands nog naamvallen?

Slide 14 - Slide

Ter verhoging van de feestvreugde werd de avondklok afgeschaft.

Wat is het zinsgedeelte met de oude naamval?

Slide 15 - Open question

Vul aan:

... ... ... (duur) wordt lezen veel leuker.

Slide 16 - Open question

Wat is een ander woord voor 'zonder in actie te zijn gekomen'?
A
ten onrechte
B
uit den boze
C
onverrichter zake
D
in koelen bloede

Slide 17 - Quiz

Op welke vier (4) aspecten let je als je wilt
weten voor wie een tekst bedoeld is?

Slide 18 - Mind map

Wanneer je de doelgroep van een tekst beschrijft, moet je specifiek zijn.
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz