Les 1

• Engels
• Basisschool
• Groep 3

Van mavo naar havo - Les 1

Waarom deze lessen?

• Je hebt laten zien meer aan te kunnen dan de mavo
• Er is een (grote) kans dat je volgend jaar mag instromen in havo 2
• In de havo/vwo brugklassen hebben ze enkele onderwerpen of onderdelen geleerd die jij niet in je mavo/havo brugklas hebt geleerd
• Zo ga je goed voorbereid en zonder achterstand havo 2 in! 

Te bespreken onderwerpen

• Prepositions (voorzetsels)
•  Comparisons (as ......... as)
• Question tags
• Short answers

• Extra nadruk op de werkwoordsvormen
• Hogere verwachtingen bij het maken van opdrachten

Prepositions

Prepositions zijn in het Nederlands voorzetsels. Je gebruikt ze om wat om te zeggen over tijd, plaats en richting.

Tijd: Ik zie je om twaalf uur - Hij slaapt uit op zondag

Plaats: Het ligt onder de bank - De kat zit naast het eten

Richting: Ik ga naar de supermarkt - Ik kom uit Nederland

Prepositions of time

• At:      Bij kloktijden of vaste combinaties 

            - At five o'clock, at the weekend, at Christmas

• On:     Bij dagen en data

            - On Friday, on March the seventeenth

• In:    Bij maanden, jaren, seizoenen en dagdelen

            - In the afternoon, in March, in 1998, in the spring

And many more...!

Prepositions of direction

• To:      Je beweegt je ergens naar toe 

             - I am going to the cinema - She is going to Canada

• From:     Je beweegt je ergens vanaf / komt ergens vandaan

             - I am from Zoetermeer / I took the bus from the station

• Up/down:    Je beweegt je omhoog of omlaag

             - She is coming down the stairs - He threw it up the roof.

And many more...!

Oefenen met prepositions

Vul het juiste voorzetsel in

1. There was a man laying ............ a big tree.

2. The cat climbed ........... the fence.

3. Do you want to meet ......... Sunday?

4. I was born .......... 1998.

5. She usually goes to sleep .......... 23:00.

6. I never met someone ............. Panama.

7. Some people saw an UFO flying .................. the city.

8. Oh no! I left my laptop ........... my car.

Oefenen met prepositions

Vul het juiste voorzetsel in

1.  under, next to, against

2. on, onto 

3. on

4. in

5. at

6. from, in

7.  over, above

8. in, on, .........

Oefenen met prepositions

Maak zelf minimaal vijf zinnen waarin je een preposition gebruikt.

Minimaal 1 zin gebruik een preposition of time

Minimaal 1 zin gebruik een preposition of direction

Minimaal 1 zin gebruikt een preposition of place

Practise more!

Blooket prepositions: https://dashboard.blooket.com/set/60b0e4cdc21fab0021ee52ce

Blooket prepositions of time:

https://dashboard.blooket.com/set/60c0aeaaf4d21d001b1220c6

Comparisons (as ......... as)

Je leert de trappen van vergelijking in unit 6

Niet alles wordt besproken op de mavo, dit stukje mis je nog!

Maar eerst, wat weet je als het goed is wel?

Comparisons (trappen van vergelijking)

1e trap: Vergrotende trap - the comparative

Deze gebruik je als je twee dingen vergelijkt. 

Deze tas is zwaarder dan deze. - Deze boom is groter dan die.

2e trap: Overtreffende trap - the superlative

Deze gebruik je als je één ding met meerdere dingen vergelijkt

Dit boek is het dikste boek ooit. - Dit is het mooiste liedje.

Comparisons

The comparative: Je zet -er achter het bijvoeglijke naamwoord. Vaak gebruik je ook het woordje "than" erachter.

- This day feels hotter than usual.

- My friend runs faster than I can.

- A washing machine is heavier than a dryer.

Comparisons

The superlative: Je zet -est achter het bijvoeglijke naamwoord. Vaak gebruik je ook het woordje "the" ervoor.

- This was the smallest purse I could find.

- My mother is the nicest person I know.

- Tomorrow will be the greatest day of my life!

Comparisons (as .... as)

Deze vorm gebruik je als je twee dingen vergelijkt die wel of niet overeen komen.

Deze is school is zo groot als de mijne.

Deze burger is niet zo lekker als die van de Burger King.

This school is as big as mine.

This burger is not as tasty as the Burger King's.

Vergrotende trap / the comparative

Overtreffende trap / The superlative

Wel of niet hetzelfde

As big as

The friendliest

The kindest

Not as safe as

Colder than

Brighter than

This is the hardest test ever.

I am a lot smarter than you.

This is the best day ever.

We are not as close as you two.

She is happier than I am.

My mum is as nice as my dad.

Comparisons - Make sentences

1. The blue car is ................. (fast) the red car. 

2. Peter is ................... (not tall) Fred.

3. The violin is ............... (not low) the cello.

4. Oliver is .................. (optimistic) Peter.

5. Today it is .................. (not windy) yesterday.

6. Grapefruit juice is ............... (not sweet) lemonade.

7.  Nick is .............. (brave) a knight.

Comparisons - Make sentences

1. as fast as

2. not as tall as

3. not as low as

4. as optimistic as

5. not as windy as

6. not as sweet as

7.  as brave as