ON: We gebruiken ON als iets (boven)op een oppervlakte staat. ON gebruik je ook als je het over ‘lijnen’ hebt (rivieren, grenzen, straten, etc).
Ook gebruik je ON als je gebruik maakt van openbare vervoersmiddelen.
- The books are on the shelf.
- The chimney is on the roof.
- He is on the bus now.
- You walk on the street