Lezen H1 t/m 6 M3

Lezen Herhaling!
Klas 3
SE-week maart
Begrijpend lezen h1 t/m 6



1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Lezen Herhaling!
Klas 3
SE-week maart
Begrijpend lezen h1 t/m 6



Slide 1 - Slide

Heb je de theorie van begrijpend lezen al goed in je hoofd?
Hartstikke goed
Mwoah
Nee, help!
Ik heb geleerd, maar ik snap iets niet

Slide 2 - Poll

Wat heb je nog nodig om de theorie van begrijpend lezen goed te beheersen?

Slide 3 - Open question

We gaan nog even
oefenen!

Slide 4 - Slide

De hoofdgedachte van een tekst.....
A
is hetzelfde als het onderwerp
B
is het belangrijkste dat over het onderwerp wordt gezegd
C
is altijd één woord
D
vind je vaak in het middenstuk van een tekst

Slide 5 - Quiz

Wat is een kernzin en waar vind je die?
A
Belangrijkste zin van een tekst. In het begin of eind.
B
Belangrijkste zin van een alinea. Eerste, tweede of laatste zin van een alinea.
C
De titel, bovenaan de tekst.
D
Een zin in het midden van een alinea met veel voorbeelden.

Slide 6 - Quiz

Informerende tekst
Overtuigende tekst
Activerende tekst
Instruerende tekst
krant
nieuws
reclametekst
betoog
school-boek
recept
hand-
leiding

Slide 7 - Drag question

Tekstsoort bij 'Waarschuwen'
Folder, reclametekst, advertentie
Handleiding, recept

Slide 8 - Poll

Tekstsoort bij 'Adviseren'
Nieuwsbericht, artikel
Folder (bijv. van de apotheek)

Slide 9 - Poll

Tekstsoort bij 'Amuseren'
Verhaal. strip, mop, cabarettekst
reclametekst, advertentie

Slide 10 - Poll

Tegenstelling
opsomming
chronologie
tijdsvolgorde
maar
ook
toch
tot slot
ondanks
eerst
bovendien
en
vervolgens

Slide 11 - Drag question

oorzaak-gevolg
voorwaarde
voorbeeld/
toelichting
bijvoorbeeld
doordat
als..
dan
indien
zoals..
daardoor

Slide 12 - Drag question

Met een mening kun je het eens of oneens zijn. Een ander woord voor mening is:

Slide 13 - Open question

Als je een mening geeft, dan onderbouw je die met argumenten. Een signaalwoord dat je vaak vindt vóór het argument is...
A
want
B
dus
C
ik vind
D
concluderend

Slide 14 - Quiz

Geef twee signaalwoorden die aangeven dat je met een conclusie te maken hebt.
Noteer ze onder elkaar, in kleine letters.

Slide 15 - Open question

Wat valt niet onder de lay-out (opmaak) van een tekst?
A
De titel
B
De kernzinnen
C
Grafieken
D
Lettergrootte

Slide 16 - Quiz

Hoe vond je dat deze Lesson Up ging?
goed
slecht want moeilijk
beetje lastig nog
geen idee

Slide 17 - Poll

Je hebt 12 oefentoetsvragen beantwoord, daarvoor kon je 20 punten scoren. Om een voldoende te scoren moet je 13 punten behalen. Hoeveel punten denk je dat je hebt ?
1-5
5-10
10-15
15-20

Slide 18 - Poll

Welke vraag heb je nog over de stof van de se-week?

Slide 19 - Open question