De schrijver van een tekst schrijft voor een bepaald "publiek". Wat wordt met publiek bedoeld? Op welke manier past een schrijver zijn tekst aan voor een bepaald publiek?
Slide 14 - Open question
Checkvragen Betrouwbare Informatie
Wat is het doel van de tekst?
Wil de schrijver je informeren, overtuigen of overhalen?
Informerende teksten zijn het meest betrouwbaar.
Is de informatie niet verouderd?
Slide 15 - Slide
Informatie in teksten is niet altijd betrouwbaar.
Daarom moet je een tekst lezen.
Als je wilt controleren of een tekst betrouwbaar is, let je op de , de en het van de tekst.
bron
schrijver
kritisch
doel
titel
lettertype
Slide 16 - Drag question
Herhaling en verdieping
Feit
Mening
Argument
Tekstverbanden
Signaalwoorden
Slide 17 - Slide
Met een mening kun je het eens of oneens zijn. Een ander woord voor mening is:
Slide 18 - Open question
Als je een mening geeft, dan onderbouw je die met argumenten. Een signaalwoord dat je vaak vindt vóór het argument is...
A
want
B
dus
C
ik vind
D
concluderend
Slide 19 - Quiz
Een feit
A
begint altijd met 'ik vind'
B
geeft een reden
C
staat na 'omdat'
D
is te controleren
Slide 20 - Quiz
In een recensie geeft iemand zijn persoonlijke mening met argumenten.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quiz
Feit, mening of argument?
'...want het is een veelzijdig vak.'
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 22 - Quiz
Wat valt niet onder de lay-out van een tekst?
A
De titel
B
De kernzinnen
C
Grafieken
D
Lettergrootte
Slide 23 - Quiz
Tegenstelling
opsomming
chronologie
tijd
maar
ook
toch
tot slot
ondanks
eerst
bovendien
en
vervolgens
Slide 24 - Drag question
oorzaak-gevolg
voorwaarde
voorbeeld/
toelichting
bijvoorbeeld
doordat
als..
dan
indien
zoals..
daardoor
Slide 25 - Drag question
Geef twee signaalwoorden die aangeven dat je met een conclusie te maken hebt. Noteer ze onder elkaar, in kleine letters.
Slide 26 - Open question
Hoe vond je dat deze Lesson Up ging?
goed
wel aardig
beetje lastig nog
slecht, het was moeilijk
geen idee
Slide 27 - Poll
Welke vraag heb je nog over de stof van de SE-week?