Een bedrijf kan alleen bestaan door producten te verkopen.
Omzet of verkoopopbrengst is het totaalbedrag dat het bedrijf ontvangt door de verkoop van producten.
De hoogte van de omzet wordt bepaald door de afzet en de verkoopprijs. (afzet = hoeveel je verkoopt)
Inkoopwaarde: het totaalbedrag dat een bedrijf uitgeeft aan de inkoop van producten.
Als je van de omzet de inkoopwaarde afhaalt, houd je de brutowinst over.
Slide 32 - Slide
Winst of verlies?
Omzet (verkoopopbrengst) = afzet x verkoopprijs
Inkoopwaarde = afzet x inkoopprijs
Brutowinst = omzet – inkoopwaarde
Slide 33 - Slide
Fietswinkel Spakenburg verkoopt in een jaar 1560 fietsen. De verkoopprijs van een fiets is € 800. De inkoopprijs per fiets was € 500. De omzet is dus:
A
1560 × € 800 = € 1.248.000
B
1560 × € 500 = € 780.000
Slide 34 - Quiz
Fietswinkel Spakenburg verkoopt in een jaar 1560 fietsen. De verkoopprijs van een fiets is € 800. De inkoopprijs per fiets was € 500. De inkoopwaarde is dus:
A
1560 × € 800 = € 1.248.000
B
1560 × € 500 = € 780.000
Slide 35 - Quiz
Fietswinkel Spakenburg verkoopt in een jaar 1560 fietsen. De verkoopprijs van een fiets is € 800. De inkoopprijs per fiets was € 500. Omzet: 1560 × € 800 = € 1.248.000 Inkoopwaarde: 1560 × € 500 = € 780.000 De brutowinst is:
A
€ 468.000 - € 1.248.000 = €780.000
B
€ 1.248.000 - € 468.000 = €780.000
C
€ 1.248.000 - € 780.000 = € 468.000
D
€ 780.000 - € 1.248.000 = € 468.000
Slide 36 - Quiz
Nettowinst
Van de brutowinst moeten alle bedrijfskosten nog af
(zoals: loonkosten, reclamekosten, de huur of de hypotheek van het gebouw, verzekerings-premies en de jaarlijkse afschrijving voor een bestelauto).
Slide 37 - Slide
Nettowinst
Wat na aftrek van de bedrijfskosten overblijft van de brutowinst, is het nettoresultaat.
Dat kan een nettowinst of nettoverlies zijn.
Dus:
Brutowinst – bedrijfskosten = nettoresultaat (nettowinst of nettoverlies)
Slide 38 - Slide
Fietswinkel Spakenburg heeft een brutowinst op fietsen van € 468.000 per jaar. De bedrijfskosten zijn € 350.000 per jaar.