Blok 5 Fictie 1HV SSM

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

        Blok 5 Fictie 

1HV SSM

Fictie 5.1 Lekker lezen

Opdracht

Luister naar het fragment dat wordt voorgelezen. Hierna ga je een aantal vragen beantwoorden over dit fragment.

Wie is de hoofdpersoon?

1. Jeppe
2. Spinder (Hidde)

Wie is een bijfiguur in het verhaal?

1. Jeppe
2. Spinder (Hidde)

Wat is het probleem van de hoofdpersoon?

Vat het verhaal samen in ongeveer zes gebeurtenissen.

Wat is dus de vertelde tijd in het verhaal?

1. Een dag
2. Een week
3. Twee dagen
4. Een maand

Hoe realistisch vind jij dit verhaal? Leg je antwoord uit door te zeggen wat je wel en niet realistisch vindt.

Welke manier om een verhaal spannend te maken herken jij aan het eind van het verhaal?

1. Onverwachte wending
2. Vermoeden
3. Cliffhanger
4. Uitstel

Spinder vergelijkt Jeppe twee keer met een dier. Welke dieren zijn dat?

1. Olifant en heremietkreeft
2. Olifant en krab
3. Neushoorn en krab
4. Neushoorn en heremietkreeft

Beschrijf Spinder (Hidde) in ongeveer vier zinnen door te vertellen wat je weet over zijn uiterlijk, zijn eigenschappen en zijn kenmerken.

Vanuit wie bekijk je alle gebeurtenissen in het verhaal?

1. Spinder
2. Jeppe

Welk perspectief gebruikt de schrijver van het verhaal hier dus?

1. Ik-perspectief
2. Hij/zij-perspectief
3. Alwetende verteller