ik vorm

Na deze les:
Weet je (weer)  wat de stam en de ik-vorm is van een werkwoord  
Weet je waarom het belangrijk is om de goede ik-vorm van een werkwoord te kunnen vinden. 

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Na deze les:
Weet je (weer)  wat de stam en de ik-vorm is van een werkwoord  
Weet je waarom het belangrijk is om de goede ik-vorm van een werkwoord te kunnen vinden. 

Slide 1 - Slide

SPELLING

werkwoord: de stam


-  de kortste vorm van een werkwoord is de stam

- de stam vind je door -en van het hele werkwoord weg te halen


fietsen - fiets

drinken - drink

vinden - vind


Slide 2 - Slide

SPELLING

werkwoord: de ik-vorm


- soms moet je niet alleen -en van het hele werkwoord afhalen,

maar ook nog iets extra's doen:


Slide 3 - Slide

1. Haal aan het eind een dubbele letter weg  
2. Zet er een zelfde letter bij, zodat het woord hetzelfde klinkt  
3. Verander bij woorden met v of z de laatste letter
zitten - zitt - ik zit 

lopen - lop - ik loop 


durven - durv - ik durf 
wijzen - wijz - ik wijs

Slide 4 - Slide

Staat het werkwoord in de ik-vorm?

beschouw
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quiz

Staat het werkwoord in de ik-vorm?

splitst
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Staat het werkwoord in de ik-vorm?

vergeten
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

Staat het werkwoord in de ik-vorm?

verwijten
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Staat het werkwoord in de ik-vorm?

zwaai
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quiz

Staat het werkwoord in de ik-vorm?

zwerf
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quiz

Staat het werkwoord in de ik-vorm?

glanz
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

Schrijf de ik- vorm op van:
wensen

Slide 12 - Open question

Schrijf de ik- vorm op van:
printen

Slide 13 - Open question

Schrijf de ik- vorm op van:
beloven

Slide 14 - Open question

Schrijf de ik- vorm op van:
beloven

Slide 15 - Open question

Schrijf de ik- vorm op van:
praten

Slide 16 - Open question

Schrijf de ik- vorm op van:
roeien

Slide 17 - Open question

ik fietste
ik schrik
ik vloog
ik eet
ik las
ik bracht
ik val
ik steek
ik slaap
ik bladerde
ik vorm tegenwoordige tijd
ik vorm verleden tijd

Slide 18 - Drag question