This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Nederlands
Klas 3D-Herhaling 1.2
Slide 1 - Slide
4 gouden minuten
Leg de spullen vast klaar
Pak alvast een boek, tijdschrift, stripboek
Timer op 00:00?
Telefoon in de tas
timer
4:00
Slide 2 - Slide
Stil Lezen
timer
6:00
Stil lezen in
Leesboek
Stripboek
Tijdschrift
E-reader
Stapel op bureau
Geen laptop!
Slide 3 - Slide
Vandaag in deze les:
Herhaling werkwoordsvormen
Even oefenen
Herhaling 't ex-kofschip
Even oefenen
Theorie Lezen-tekstopbouw
Even oefenen
Slide 4 - Slide
Herhaling werkwoordsvormen
Persoonsvorm (pv) is de werkwoordsvorm die je in de tegenwoordige tijd (tt) en verleden tijd (vt) kunt zetten.
Je kunt de pv vinden met: de vraagproef, tijdproef en getalproef.
Het voltooid deelwoord (vdw) is de vorm die hoort bij een pv van hebben, zijn of worden. (Ik heb de ijsjes betaald. Is je oma niet met de trein gekomen?)
Het hele werkwoord is de vorm zoals hij in het woordenboek staat.
Slide 5 - Slide
Herhaling werkwoordsvormen
Slide 6 - Slide
Herhaling werkwoordsvormen
Regels voor het spellen van de persoonsvorm in tegenwoordige tijd
schrijf
enkelvoud
ik
jij, u
hij, zij, het
jij na de pv
ik-vorm
ik-vorm + t
ik-vorm + t
ik-vorm
ik verhuis
jij verhuist
hij verhuist
verhuis jij?
ik word
jij wordt
hij wordt
word jij?
meervoud
wij
jullie
zij
hele werkw.
hele werkw.
hele werkw.
wij verhuizen
jullie verhuizen
zij verhuizen
wij worden
jullie worden
zij worden
Slide 7 - Slide
Sleep de werkwoordsvormen naar de goede plek. Ze staan allemaal in de tegenwoordige tijd (pv-tt).
IK
JE/JIJ
WIJ
werken
doet
ga
loop
reist
zeuren
wordt
vind
zijn
Slide 8 - Drag question
Herhaling 't ex-kofschip
De regels voor het spellen van de pers.vorm in verleden tijd.
Sterke werkwoorden (klankveranderend) -> Je hoort meestal hoe je de pv schrijft. (ik denk-ik dacht, wij lopen-wij liepen)
Zwakke werkwoorden (klankvast) -> ik-vorm + te(n) of de(n)
werken -> ik-vorm = (ik) werk -> de man werkte, wij werkten
spelen -> ik-vorm = (ik) speel -> de kleuter speelde, zij speelden
Slide 9 - Slide
Herhaling 't ex-kofschip
Slide 10 - Slide
De laatste letter van de stam zit wel in 't kofschip-x, dus +te(n)
De laatste letter van de stam zit niet in 't kofschip-x, dus +de(n)
werken
vergissen
verbazen
knippen
branden
beloven
Slide 11 - Drag question
De laatste letter van de stam zit wel in 't kofschip-x, dus +te(n)
De laatste letter van de stam zit niet in 't kofschip-x, dus +de(n)
werken
vergissen
verbazen
knippen
branden
beloven
Slide 12 - Drag question
De laatste letter van de stam zit wel in 't kofschip-x, dus +te(n)
De laatste letter van de stam zit niet in 't kofschip-x, dus +de(n)
werken
vergissen
verbazen
knippen
branden
beloven
Slide 13 - Drag question
Zet de stappen van 't kofschip in de goede volgorde
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Controleer of de laatste letter (medeklinker) in 't kofschip zit of niet
Kijk naar de laatste letter van de stam
Neem de stam van het werkwoord
Medeklinker wel in 't kofschip? >schrijf +te(n) Medeklinker niet in 't kofschip? >schrijf +de(n)
Slide 14 - Drag question
Tekstopbouw
De meeste teksten zijn verdeeld in:
inleiding: introductie - voorkennis activeren
middenstuk/kern: het onderwerp van de tekst wordt behandeld - elke alinea gaat over een nieuw deelonderwerp
slot: conclusie of mening over het onderwerp
Slide 15 - Slide
Tekstopbouw
Maak opdracht 3 in eDition
Dit is een belangrijke oefening voor de leestoets
Dit is het huiswerk voor maandag en staat al in It's Learning
Slide 16 - Slide
In hoeverre heb jij het idee dat je deze leerstof hebt begrepen?