EWS/SBARR--> AFP

Vandaag 
Redeneerhulpen 

EWS 

 SBARR

ABCDE 
1 / 24
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Vandaag 
Redeneerhulpen 

EWS 

 SBARR

ABCDE 

Slide 1 - Slide

Hoe zitten we erbij vandaag?
A
Goed, alles op orde
B
Redelijk
C
Erg druk
D
Niet zo goed

Slide 2 - Quiz

Leerdoelen
  • Je kan aangeven wat EWS en SBAR betekent
  • Je kan vertellen wat de ADCDE methode inhoudt
  • Je verklaart het doel van deze redeneerhulpen
  • Je past de redeneerhulpen aan de hand van een casus toe

Slide 3 - Slide

Wat betekent EWS en SBARR?

Slide 4 - Open question

EWS
Early Warning Scale/Vroege Signalerings Score

- Brengt patient qua vitale functies in beeld

- Erkent Niet-pluis gevoel verpleegkundige

- Praat plaatje met de dokter

- ABCDE beoordeling

Slide 5 - Slide

EWS/VSS
Dhr Kroes ligt op jou afdeling. Je doet controles en ziet het volgende; RR 110/50, P120, Saturatie 94% met een ademhalingsfrequentie van 32x/min. De patiënt plast goed. Wel maak je je zorgen over de patiënt.

Wat scoor je? Wat doe je dan?

Slide 6 - Slide

EWS/VSS
Je stapt binnen bij Mw. de Haas en het valt je op dat zij een snelle ademhaling heeft van 17x/minuut. Je meet een bloeddruk van 90/60 en een onregelmatige hartfrequentie van 54 sl/minuut. Urineproductie heb je de afgelopen uren niet gecontroleerd. Je maakt je zorgen over mevrouw.

Wat scoor je? Wat doe je dan?

Slide 7 - Slide

0

Slide 8 - Video

Voordelen SBAR(R)?
  • Consequente informatie overdracht: inhoud verbetert, overdracht wordt korter (overdracht en slechte communicatie = risicomoment)
  • Verpleegkundige wordt door stappenplan gedwongen eerst zelf de situatie te analyseren
  • Arts krijgt completer beeld; kan adequater reageren
  • Kwaliteit van zorg en teamsamenwerking nemen toe

Slide 9 - Slide

Wordt de SBARR op de afdeling waar jij werkt gebruikt en wat vindt je ervan?

Slide 10 - Slide

S =Situation (situatie)

Hoe is de situatie waarover je belt?

Wat is jouw relatie tot de patiënt?


Vertel kort iets over het probleem. Bijvoorbeeld: 'Ik ben de verpleegkundige van patiënt ... en ik maak mij zorgen om ...'.

Slide 11 - Slide

B=Background (achtergrond)

De opnamediagnose, lijst van medicatie, allergieën, laboratoriumuitslagen, vitale functies, eventuele voorgeschiedenis.

Bijvoorbeeld: 'De patiënt is opgenomen met ... en gebruikt momenteel ... . Verder heeft patiënt in de voorgeschiedenis een CVA gehad, met hemiparese links als restklacht.'.

Slide 12 - Slide

A=Assesment (beoordeling)

Assessment: Wat is de eigen beoordeling over de situatie? Wat denk je zelf wat er aan de hand zou kunnen zijn?


 Bijvoorbeeld: 'Het probleem zou cardiaal kunnen zijn, maar ik weet het niet zeker.'

Slide 13 - Slide

R=Reccommendation (aanbeveling)

Reccommendation: Wat is de aanbeveling van jou? Wat wil je dat er gaat gebeuren? Wil je dat de arts komt? Moet er medicatie gewijzigd worden?

Bijvoorbeeld: 'Ik denk dat je binnen nu en 30 minuten langs moet komen om de patiënt zelf te beoordelen.'

Slide 14 - Slide

R= 'Repeat' (herhaal).

 Herhaal het antwoord van de zorgverlener nog eens om zo eventuele fouten te kunnen opsporen.


Bijvoorbeeld: 'Dus als ik het goed begrijp, wil je dat ik een hartfilmpje maak en kom je daarna binnen 30 minuten bij de patiënt langs?'

Slide 15 - Slide

ABCDE-Methode

Slide 16 - Slide

ABCDE methode 





Je kan nooit naar de B als de A niet goed is.

Slide 17 - Slide

ABCDE(FG) - kijken, luisteren, voelen, meten
Airway
Luchtweg
Breathing
Ademhaling 
Circulation 
Bloedsomloop
Disability
Bewustzijn
Exposure
Omgevingsomstandigheden: temperatuur, houding, verwondingen)
Full set of vital signs 
Aanvullende gegevens verzamelen
Get Help
Schakel hulp in, gebruik SBAR

Slide 18 - Slide

Maken verwerkingsopdrachten
Module 8 -> hoofdstuk 1
Klinisch redeneren

https://edition.thiememeulenhoff.nl/secure/d/stream/traject_3_zp/resource/effd2969-6f8d-4061-828a-2e12b5c6ee2c/exercises

Slide 19 - Slide

De verpleegkundige vraagt de arts of ze alvast een katheter kan inbrengen. Bij welke fase hoort dit?
A
Situation
B
Background
C
Assesment
D
Recommendation

Slide 20 - Quiz

De verzorgende vertelt dat de patiënt bekend is met diabetes mellitus. Bij welke fase past dit?
A
Situation
B
Background
C
Assessment
D
Recommendation

Slide 21 - Quiz

De verpleegkundige vertelt de arts dat ze denkt dat de patiënt een hersenbloeding heeft. Dit past in de fase:
A
Situation
B
Background
C
Assesment
D
Recommendation

Slide 22 - Quiz

Volgende week oefenen met casussen

Slide 23 - Slide

EINDE

Slide 24 - Slide