Past Simple

Welcome
4Basis
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welcome
4Basis

Slide 1 - Slide

Planning
  • Past simple 
  • Worksheet 

Slide 2 - Slide

The past simple

Slide 3 - Slide

Past simple
De past simple is om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd maar nu is afgelopen!
regelmatige werkwoorden krijgen + ed op het eind. work - worked 
Onregelmatige werkwoorden - 2e rijtje . see - saw - seen

In het Nederlands heb je ook onregelmatige werkwoorden, de stam verandert zodat het past bij de tijd waarover je schrijft:
 - Ik lees nu....Ik las gisteren.  Dat is dus ook zo in het Engels!

Slide 4 - Slide

In de past simple zet je -ed achter...
A
regelmatige werkwoorden
B
onregelmatige werkwoorden
C
alle werkwoorden
D
geen idee

Slide 5 - Quiz

onregelmatige ww

Slide 6 - Mind map

Even oefenen: past simple (onregelmatige werkwoorden)

think
A
thinked
B
thought

Slide 7 - Quiz

Voor de Past Simple gebruik je het ........ van de onregelmatige werkwoorden. 0p blz. 178-179
A
1e rijtje
B
2e rijtje
C
3e rijtje
D
geen rijtje

Slide 8 - Quiz

verleden tijd van: work
A
working
B
worked

Slide 9 - Quiz

Even oefenen: past simple (onregelmatige werkwoorden)

Make
A
maked
B
made

Slide 10 - Quiz

Even oefenen: past simple (onregelmatige werkwoorden)

bring
A
bringed
B
brought

Slide 11 - Quiz

Even oefenen: past simple (onregelmatige werkwoorden)

meet
A
meeted
B
met

Slide 12 - Quiz

Wat is de verleden tijd van:
Listen

Slide 13 - Open question

Wat is de verleden tijd van play
A
has played
B
played
C
plaied
D
did played

Slide 14 - Quiz

Wat is de verleden tijd van:
enjoy

Slide 15 - Open question

Wat is de verleden tijd van:
show

Slide 16 - Open question

verleden tijd van run (onregelmatig)
A
run
B
ran
C
runned

Slide 17 - Quiz

verleden tijd van go (onregelmatig)
A
goed
B
went
C
gone
D
go

Slide 18 - Quiz

wat is de verleden tijd van buy (kopen) - (onregelmatig)

Slide 19 - Open question

verleden tijd van : be
A
was
B
were
C
been
D
was/were

Slide 20 - Quiz

zet het werkwoord in de verleden tijd:
Do you know what ......(happen) yesterday?

Slide 21 - Open question

wat weet je nu over de verleden tijd?

Slide 22 - Mind map

OK let's GO!

Slide 23 - Slide