4-11

Klassenindeling
1 / 45
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, t, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Klassenindeling

Slide 1 - Slide

Deutsch

Slide 2 - Slide

Eerst even
Inhalen.


Start les
Oefentoets

Einde les

Slide 3 - Slide

Was machen wir heute?
Oefentoets
Start les
Oefentoets

Einde les

Slide 4 - Slide

Weektaak controleren
Weektaak: 
Open je boek op bladzijde .
Huiswerk niet af? Ik zet het in Magister.
Huiswerk af? 
Start les

Einde les

Slide 5 - Slide

Start les
Oefentoets 

Einde les

Slide 6 - Slide

Wat is de juiste vertaling?
das Alter?
A
goedendag
B
de dag
C
de leeftijd
D
de woonplaats

Slide 7 - Quiz

Wat is de juiste vertaling?
Tischtennis spielen
A
voetballen
B
tafeltennissen
C
zoeken
D
ongeveer

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste vertaling?
nett
A
aardig
B
leuk
C
mooi
D
netjes

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste vertaling?
das Fahrrad
A
de fiets
B
de foto
C
de auto
D
de brommer

Slide 10 - Quiz

Wat is de juiste vertaling?
schwierig
A
stom
B
moeilijk
C
makkelijk
D
grappig

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste vertaling?
Zwitserland
A
Deutschland
B
Österreich
C
die Niederlande
D
die Schweiz

Slide 12 - Quiz

Wat is de juiste vertaling?
op tijd
A
schön
B
pünktlich
C
spät
D
einhundert

Slide 13 - Quiz

Wat is de juiste vertaling?
het meisje
A
der Mann
B
die Freundin
C
das Mädchen
D
die Frau

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste vertaling?
klein
A
groß
B
klein
C
kein
D
kleine

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste vertaling?
stom
A
blod
B
nett
C
toll
D
blöd

Slide 16 - Quiz

Typ de juiste vertaling:
de week

Slide 17 - Open question

Typ de juiste vertaling:
de hoofdstad

Slide 18 - Open question

Typ de juiste vertaling:
het woord

Slide 19 - Open question

Typ de juiste vertaling:
ungefähr

Slide 20 - Open question

Typ de juiste vertaling:
der Nachteil

Slide 21 - Open question

Typ de juiste vertaling:
das Wochenende

Slide 22 - Open question

Vertaal het vraagwoord:
"Wanneer" kommst du?

Slide 23 - Open question

Vertaal het vraagwoord:
"Waarvandaan" kommst du?

Slide 24 - Open question

Vertaal het vraagwoord:
"wie" bist du?

Slide 25 - Open question

Vertaal het vraagwoord:
"waarom" kommst du nicht?

Slide 26 - Open question

Vertaal het vraagwoord:
"hoe" alt bist du?

Slide 27 - Open question

Schrijf het getal uit:
3

Slide 28 - Open question

Schrijf het getal uit:
8

Slide 29 - Open question

Schrijf het getal uit:
14

Slide 30 - Open question

Schrijf het getal uit:
19

Slide 31 - Open question

Schrijf het getal uit:
12

Slide 32 - Open question

Schrijf het getal uit:
5

Slide 33 - Open question

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bist
ist
bin
sind
sind
seid

Slide 34 - Drag question

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hast
hat
habe
haben
haben
habt

Slide 35 - Drag question

(sein)
Paris ____ in Frankreich

Slide 36 - Open question

(sein)
Du ____ mit dem Auto gekommen?

Slide 37 - Open question

(sein)
Ich ____ 23 Jahre alt.

Slide 38 - Open question

(sein)
Wir ____ zu Hause

Slide 39 - Open question

(sein)
Ihr ____ sehr nett.

Slide 40 - Open question

(haben)
Ich ___ alles richtig gemacht.

Slide 41 - Open question

(haben)
Haie (haaien) _____ scharfe Zähne.

Slide 42 - Open question

(haben)
Er ____ noch keine Kinder.

Slide 43 - Open question

(haben)
Ihr ____ Hunger.

Slide 44 - Open question

(haben)
Wir ____ dich noch nie gesehen.

Slide 45 - Open question