Stijl (basis) NT2 B2 thuisstudie

Uitleg
Geef steeds eerst antwoord op de vraag. Is het goed? Dan mag je het filmpje overslaan. Heb je de vraag niet goed? Kijk dan naar het filmpje.
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NT2Beroepsopleiding

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Uitleg
Geef steeds eerst antwoord op de vraag. Is het goed? Dan mag je het filmpje overslaan. Heb je de vraag niet goed? Kijk dan naar het filmpje.

Slide 1 - Slide

Geef voorbeelden van zelfstandige naamwoorden.

Slide 2 - Mind map

Geef voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden.

Slide 3 - Mind map

Antwoord
Persoonlijke voornaamwoorden zijn: hij, zij, hem, het, ik, je, jij, mij, etc.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Wat is een hoofdzin en wat is een bijzin?

Slide 7 - Open question

Antwoord 1/2
In enkelvoudige zinnen (bijvoorbeeld: Wij lopen naar de stad.) gebruik je altijd hoofdzinnen.
In samengestelde zinnen (bijvoorbeeld: Wij weten heel goed, hoe hard zij werkt.) gebruik je meestal een hoofdzin en een bijzin. Een bijzin kun je altijd vervangen door één woord. (Wij weten dat heel goed.)

Slide 8 - Slide

Antwoord 2/2
Omdat Sander vandaag geen tijd heeft... = bijzin (je kunt de bijzin vervangen door één woord => daarom)
... zegt hij tegen de cliënt...  = hoofdzin (je kunt de zin niet vervangen door één woord). Een bijzin gebruikt meestal een voegwoord/conjunctie (omdat, dat, als, toen, etc.)

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Maak een zin met inversie.

Slide 11 - Open question

Antwoord
Inversie betekent dat het onderwerp en de persoonsvorm worden omgedraaid. Bijvoorbeeld: Morgen gaan wij naar Tilburg.

Slide 12 - Slide

Antwoord
Inversie betekent dat het onderwerp en de persoonsvorm worden omgedraaid. Bijvoorbeeld: Morgen gaan wij naar Tilburg.

Slide 13 - Slide