Les 5: Praten met peuters en kleuters

Mededelingen
  • Jas uit
  • Telefoon in de tas
  • Focus
1 / 18
next
Slide 1: Slide
InteractievaardighedenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Mededelingen
  • Jas uit
  • Telefoon in de tas
  • Focus

Slide 1 - Slide

 Doel 
Instructie
* Praten met peuters
* Praten met kleuters

Zelfstandig werken aan de opdrachten

Slide 2 - Slide

Praten met peuters

Slide 3 - Slide

Waarom is praten met peuters belangrijk?

Slide 4 - Open question

Peuters
  • Benoemen
  • Verwoorden
  • Uitleggen 
Hoe zie je dit op stage?

Slide 5 - Slide

Woordenschat bij start groep 1
Heeft een passieve woordenschat van gemiddeld 4.000 woorden.
Heeft een actieve woordenschat van gemiddeld 2.000 woorden.
Gebruikt woorden in verschillende situaties.
Gebruikt steeds meer verschillende en complexere woorden:
Kent het verschil tussen ik, jij, hij/zij.
Gebruikt verleden tijd, bijvoorbeeld: ‘We gingen naar de dierentuin.’
Gebruikt onbepaalde voornaamwoorden, bijvoorbeeld: iedereen, alles.
Gebruikt bijvoeglijke naamwoorden, bijvoorbeeld: kleine, rode.
Gebruikt het woordje er, bijvoorbeeld: ‘Er zit een poes in de tuin.’

Slide 6 - Slide

Peuters
Het eigen verhaal laten vertellen: Wat zie je op stage?
timer
2:00

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Wat vierjarigen kunnen met betrekking tot gesprekjes voeren

Kan een gesprek voeren met leidster en ander kind.
Kent enkele gespreksregels.
Reageert spontaan op ander kind of leidster, bijvoorbeeld door iets over zichzelf te vertellen.
Geeft antwoord op vragen van de leidster of ander kind:
wie-, wat-, waar-vragen;
aanwijsvragen;
luistervragen;
voorspelvragen (‘Wat denk je dat er gaat gebeuren?’);
keuzevragen (tussen twee dingen kiezen).
Leert vergelijkingen te maken en zijn mening te geven.
Stelt vragen om ergens meer over te weten te komen: wat, wie, waar, waarom.
Vraagt om hulp.

Slide 9 - Slide

Opdracht 4.17: Peuters verzinnen vaak zelf woorden of doen bijzondere uitspraken.
 
A. Maak een lijstje van de zelfverzonnen woorden die je gehoord hebt in je groep.
 
B. Maak een lijst van bijzondere uitspraken die je gehoord hebt in je groep.

Slide 10 - Slide

Praten met kleuters

Slide 11 - Slide

Wat is het verschil tussen praten met peuters en praten met kleuters?

Slide 12 - Open question

Als kinderen vier jaar zijn en naar de basisschool gaan, wordt er ineens dagelijks in een schoolse setting aan hun cognitieve vaardigheden gewerkt, inclusief hun taalvaardigheid. Ook al is er nog een grote plek voor spel in de basisschool, er wordt toch doelgericht gewerkt aan hun schoolrijpheid.

Op de bso wordt beoogd om een andere sfeer dan op school te creëren. De kinderen zijn er in hun vrije tijd en mogen doen waar ze zin in hebben. Juist die ontspannen speelse setting leent zich goed om met de kinderen te praten en op speelse wijze met hun taalontwikkeling bezig te zijn.

Slide 13 - Slide

Gesprekjes voeren
Als je de kinderen ophaalt op school, of tijdens het eten op de bso, zijn er veel mogelijkheden voor gesprekjes. Ze komen net uit school en hebben hun belevenissen nog niet met hun ouders kunnen delen. Vooral voor kleuters kan het heel belangrijk zijn om even bij je ‘thuis te komen’ en ‘op verhaal te komen’. Geen gemakkelijke opgave met zo veel kinderen tegelijk.

Slide 14 - Slide

Aandachtspunten bij het praten met kleuters
  • Neem de tijd
  • Help hun gedachten te verwoorden  
  • Voer gesprekjes tijdens een bezigheid
  • Maak duidelijk waarom je iets vraagt
  • Wissel open en gesloten vragen af
  • Vraag niet teveel naar 'wanneer'
  • Neem hun verhaal niet te letterlijk
  • Rond op tijd af

Slide 15 - Slide

Opdracht 4.23
Wat zou jij antwoorden als een kind van vijf aan jou de volgende vragen stelt:
A.
Waarom wordt het donker?
B.
Hoe kan een raket naar de maan vliegen?
C.
Waarom voeren sommige landen oorlog?


Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Aan de slag
  • Doorlezen paragraaf 4.7&4.8
  • Werken aan de opdrachten
  • Stel vragen 

Slide 18 - Slide