H15 Groene Chemie

Groene Chemie
15.1 Atoomeconomie
15.2 Energiebalans
15.3 Reactiesnelheid
15.4 Blokschema's
15.5 Welk proces is groener?
1 / 55
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

This lesson contains 55 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Groene Chemie
15.1 Atoomeconomie
15.2 Energiebalans
15.3 Reactiesnelheid
15.4 Blokschema's
15.5 Welk proces is groener?

Slide 1 - Slide

Atoomeconomie
Formules in BINAS 37H:
1. Atoomeconomie
2. Rendement
3. E-factor (en Q-factor)


4. Grenswaarden (en TGG)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Atoomeconomie






* te berekenen met de reactievergelijking en de molaire massa's
* massa% van de atomen van de beginstoffen in het product 

Slide 4 - Slide

Rendement






* Te berekenen uit de reële opbrengst

Slide 5 - Slide

E-factor




* te berekenen met de reactieverelijking, de molaire massa's
en het rendement
* hoeveel kg afval er ontstaat per kg geproduceerd product.

Slide 6 - Slide

Grenswaarden
Tijd gewogen gemiddelde (BINAS 97A): toegestane concentatie over 8 uur blootstelling is hoger dan over 15  minuten

- mg/kg
- %, ‰, ppm en ppb

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Welke reactie heeft een atoomeconomie van 100 %
A
verbranden aluminium
B
verbranden methaan
C
methanol + ethaanzuur wordt ester + water
D
hydrolyse van de olie van glycerol en oliezuur

Slide 9 - Quiz

Welke bewering is juist over atoomeconomie...
A
kan > 100 % zijn
B
heeft een waarde van 0-100 %
C
Kan negatief zijn
D
is altijd 100% bij een vormingsreactie

Slide 10 - Quiz

Bereken de atoomeconomie voor de vorming van methylethanoaat via een verestering.
A
20 %
B
25 %
C
80 %
D
75 %

Slide 11 - Quiz

Wat is de atoomeconomie van:

N2+3H22NH3
A
50%
B
75%
C
100%
D
Geen idee

Slide 12 - Quiz

atoomeconomie 80%; rendement 50%
E factor?
A
1 g per g product
B
60 g
C
1,5 %
D
1,5 g per g product

Slide 13 - Quiz

Wat is de E-factor van een proces met een atoomeconomie van 50% en een rendement van 50%?
A
1
B
5
C
3
D
0,25

Slide 14 - Quiz



azijnzuur (CH3COOH) wordt gemaakt uit methanol en koolstofmono-oxide. Het rendement is 75%. Bereken de E-factor

CH3OH+COCH3COOH
A
0,33
B
25
C
33
D
75

Slide 15 - Quiz

Welke bewering is juist over rendement...
A
kan > 100 % zijn
B
heeft een waarde van 0-100 %
C
Kan negatief zijn

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Video

15.2 Energiebalans
  • Reactiewarmte
  • Vormingswarmte
  • (Activeringsenergie)

Slide 18 - Slide

Reactiewarmte
De "Wet van Hess":


Negatief: Exotherm
Positief: Endotherm
ΔE=EproductenEbeginstoffen

Slide 19 - Slide

Vormingswarmte en reactiewarmte
  • Vormingswarmte: de energie (warmte) die vrijkomt bij het vormen van een verbinding vanuit de elementen (Binas 57)
  • De vormingswarmte van elementen is 0.

  • Reactiewarmtes kun je uitrekenen door vormingswarmtes te combineren

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Verbrandings- en verdampingswarmte
  • Verbrandingswarmte (Binas 56) geeft de reactiewarmte van een aantal verbrandingsreacties.

  • Verdampingswarmte (Binas 59B) geeft de reactiewarmte van een verdampingsproces.
    Soms ontstaat er bij een reactie bijv. waterdamp in plaats van water.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Let op!
  • Vergeet niet het juiste teken over te nemen (+ of -).
  • Let op de fase van de stoffen, bijv. waterdamp of vloeibaar water.
  • Vergeet niet de factor 105 in de berekening.
  • Kijk naar de coëfficiënten in de reactievergelijking of je de reactiewarmte voor 1 mol hebt berekend of meer.
  • Gebruik haakjes bij het uitrekenen met je rekenmachine.

Slide 26 - Slide

De energie die nodig is om een reactie op gang te brengen, wordt ... genoemd.
A
reactiewarmte
B
ontbrandingstemperatuur
C
Activeringsenergie

Slide 27 - Quiz


Bereken de reactiewarmte van:


A
– 448000 J / mol
B
337500 J / mol
C
448000 J / mol
D
– 337500 J / mol

Slide 28 - Quiz

Bij een exotherme reactie is het teken van de reactiewarmte...
A
positief
B
negatief
C
positief of negatief
D
dat kun je zo niet zeggen

Slide 29 - Quiz

Wat kun je zeggen over de verbrandingswarmte van glucose en de reactiewarmte van de fotosynthese?
A
Het getal is hetzelfde, het teken ook
B
Het getal is hetzelfde, het teken is anders.
C
Dat hangt van de temperatuur af.
D
Daar moet je eerst aan rekenen, voor je er iets over kunt zeggen.

Slide 30 - Quiz

Bereken de reactiewarmte van de vorming van ammoniumchloride uit ammoniak en waterstofchloride.

Slide 31 - Open question

15.3 Reactiesnelheid
reactiesnelheid & reactiesnelheidsconstante
Snelheidsbepalende stap
Evenwichtsreacties
Katalysators

Slide 32 - Slide

Reactiesnelheid

Afhankelijk van.....

1. Temperatuur
2. Soort stof

3. Concentratie

4. Verdelingsgraad

5. Katalysator


Slide 33 - Slide

Reactiesnelheid
  • Reactiesnelheid s
Molariteitsverandering per seconde

  • Reactiesnelheidsconstante k
    Fractionele verandering per seconde
(molL1s1)
(s1)

Slide 34 - Slide

de reactiesnelheid is
A
de tijd die nodig is voor reactie
B
de energie die nodig is voor reactie
C
de molariteitsverandering per tijdseenheid

Slide 35 - Quiz

De reactiesnelheid is lager bij
A
een fijnere verdelingsgraad
B
een minder fijne verdelingsgraad
C
de verdelingsgraad is niet van invloed

Slide 36 - Quiz

De reactiesnelheid is hoger bij
A
Hoge temperatuur
B
Lage temperatuur

Slide 37 - Quiz

Welke van onderstaande factoren beïnvloedt NIET de reactiesnelheid?
A
Concentratie
B
Katalysator
C
Temperatuur
D
Volume

Slide 38 - Quiz

Evenwichten
De evenwichtsconstante van een reactie is direct gekoppeld aan de reactiesnelheidsconstantes:

VB: 
K=k2k1
HF+H2OH3O+(aq)+F(aq)
k2
k1

Slide 39 - Slide

Evenwicht verstoren
Er is evenwicht als de snelheid van de heengaande reactie gelijk is aan de snelheid van de teruggaande reactie (s1 = s2)

Alles wat de reactiesnelheden verandert,
verandert dus ook de ligging van een evenwicht.

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

Weten jullie wat de "orde" van een reactie is?
A
Ja
B
Ik denk het wel...
C
Niet echt
D
Huh, wat?

Slide 42 - Quiz

Langzaamste stap bepaalt de snelheid van de reactie
De reactiesnelheid wordt bepaald door de langzaamste stap in het reactiemechanisme.






Slide 43 - Slide

Eerst een "dom" vraagje:
Als er 5 auto's per minuut van A naar B gaan
en er gaan 2 auto's van B naar C per minuut,
hoeveel gaan er dan van A naar C per minuut?
timer
0:20

Slide 44 - Open question

Een katalysator
  • wordt niet verbruikt
  • verhoogt de reactiesnelheid
  • verlaagt de activeringsenergie
  • maakt soms een ander reactiemechanisme mogelijk

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Video

Wat doet een katalysator
met de reactiesnelheid?
A
vertraagt
B
versnelt
C
hangt af van de soort katalysator
D
geen invloed

Slide 47 - Quiz

15.4 Blokschema's
Fijn- en bulkchemie
Batch- en continuprocessen
Blokschema's lezen en tekenen

Slide 48 - Slide

Fijn- en bulkchemie

Slide 49 - Mind map

Soorten chemie
Fijnchemie
Bulkchemie
Volumes
Klein (Liters)
Groot (m3)
Bewerkingen
Veel en Complex
Weinig en Eenvoudig
Proces
Vaak "Batch"
Vaak "Continu"
Toegevoegde waarde
Hoog
Laag
Voorbeelden
Medicijnen, Verf, Elektronica
Chemicaliën, Brandstoffen, Metalen

Slide 50 - Slide

Soorten processen
Batch
Continu
Volumes
Klein (Liters)
Groot (m3)
Bewerkingen
Aanpasbaar
Niet aanpasbaar
Kosten
Arbeid
Kapitaal
Voorbeelden
Medicijnen, Verf, Elektronica
Chemicaliën, Brandstoffen, Metalen

Slide 51 - Slide

Slide 52 - Slide

Slide 53 - Video

Opgave
Teken in je schrift het blokschema voor het maken van geraffineerde suiker uit suikerbieten.
  • Eerst worden de suikerbieten gewassen en fijngehakt. 
  • Vervolgens wordt warm water toegevoegd. De suiker lost op, de rest van de pulp niet. 
  • Dan wordt de bietenpulp van het suikerwater gescheiden met een zeef. 
  • Het gewonnen suikerwater wordt vervolgens verhit en tevens wordt met sneldraaiende trommelzeven, net zoals in een wasmachine, de suiker gescheiden van het water.


timer
5:00

Slide 54 - Slide

Een begin van een juist antwoord kan er als volgt uit zien:

Slide 55 - Slide