Engels: tellen 1kGT + reading

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Today

• Test chapter 1
• Check homework
• Grammar
• Revision

Chapter 1 test

Vocabulary p. 82 and 83

Stones p. 84

Grammar p. 85

Present Simple, numbers, personal/possesive pronoun

Homework

Study guide p. 4 & 6

Workbook 

exercise 1,2 and 3 a/b

p. 188 till 190

After this lesson I know

• how to count in English
• how to recognise the present simple in a text

Chapter 1

Hoe zeg/schrijf je het getal 49 in het Engels?

1. forty-nine
2. ninty-four
3. ninety-four
4. fourty nine

Hoe zeg/schrijf je het getal 74 in het Engels?

1. seventy four
2. forty-seven
3. seventy-four
4. fourty seven

Hoe zeg/schrijf je het getal 83 in het Engels?

1. eighty three
2. eighty-three
3. thirty-eight
4. eighteen-three

Hoe zeg/schrijf je het getal 33 in het Engels?

Hoe zeg/schrijf je het getal 67 in het Engels?

Hoe zeg/schrijf je het getal 96 in het Engels?

Hoe zeg/schrijf je het getal 18 in het Engels?

Tellen in Engels is

1. makkelijk
2. moeilijk

Present Simple

Present Simple

Bij I, you, we, they (meervoud)  ->  hele werkwoord

• The children walk to school.

Bij she, he, it (namen)  ->  hele werkwoord + 's

• James walks to school.

My friends ... Netflix.

1. like
2. likes

Jaimy ... in a choir.

1. sing
2. sings

Uitzonderingen:

eindigt op medeklinker + -y           ->  +ies        bij she/he/it

• study     ->     studies

eindigt op sis-klank                          ->     +es         bij she/he/it

• watch    ->     watches

She ... (study) a lot.

Ellen ... (pass) me the test.

Reading