Je gaat vandaag een nieuw stukje grammatica uitpluizen. Dit doe je in drie stappen en doormiddel van opdrachten/vragen te beantwoorden. De uitkomsten van je groepje schrijf je op een groot vel. Je krijgt 20 minuten de tijd hiervoor.
Slide 2 - Slide
timer
1:00
Slide 3 - Slide
Kontrollieren
Slide 4 - Slide
Betekenissen
können = kunnen, in staat zijn
dürfen = mogen (toestemming hebben)
mögen = mogen (aardig vinden ), lusten, houden van
möchten = zou graag willen
Slide 5 - Slide
Schema
Slide 6 - Slide
Bijzonderheden:
De ich en er/sie/es/man vorm zijn hetzelfde.
Bij de ww können, dürfen en mögen krijgen de ich en er/sie/es/man vorm geen uitgang.
Bij de ww können, dürfen en mögen is er een klinkerverandering bij de enkelvouds vorm.
Slide 7 - Slide
Modale ww (Modalverben)
Modale ww zeggen iets over de toestand (vb ik kan iets, ik wil iets etc). Bijna altijd komen ze voor in combinatie met een hoofdwerkwoord (ich kann nicht mitkommen).
Slide 8 - Slide
Möchten
Möchten is de konjunktiv- of wensvorm van mögen.
Dit ww kent geen klinkerverandering in de enkelvoudsvorm.
de ich en er/sie/es/man vorm zijn wel hetzelfde, maar krijgen wel een uitgang ("e").