Unit 4 lesson 4 p1+2

Welcome!
Welcome!
1 / 48
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Welcome!
Welcome!

Slide 1 - Slide

Plan today
Unit 4: Lesson 4 part 1
Study words about Sea life 
Video: Belize barrier reef 
Grammar repetition Singular vs. Plural
Do exercises + Homework check




Slide 2 - Slide

Study words about Sea life 
Page 181 + 182
timer
5:00

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video


Singular & Plural
(Enkelvoud & Meervoud)

Slide 6 - Slide

Algemene regel: woord + S
Zet een -s achter het zelfstandig naamwoord.
Voorbeeld:
One boy --> two boys
One apple --> three apples
One house --> four houses
Onthoud: nooit 's! 

Slide 7 - Slide

Woorden die eindigen op een sisklank
 Eindigt woord op -s, -ss, -sh, -tch, -x --> meervoud wordt -es
Voorbeeld:
one bus --> two buses 
one business --> two businesses
one wish --> two wishes
one witch --> two witches
one box --> two boxes 

Slide 8 - Slide

Woorden die eindigen op medeklinker Y

Eindigt het woord op medeklinker + Y --> meervoud wordt -ies
Voorbeeld: 
One hobby --> two hobbies
One story --> three stories

Slide 9 - Slide

Woorden die eindigen op 
FF / F / F(E)
 Eindigt het woord op FF / F / F(E) --> meervoud wordt + s of +ves


+s
+ves
one earmuff - two earmuffs
one roof - two roofs
one knife - two knives
one wife - three wives


Slide 10 - Slide

Woorden die eindigen op een O
Eindigt het woord op O --> meervoud wordt + S of +ES
MAAR: 
woorden die eindigen op een klinker + O--> krijgen een +S



video
videos
tomato
tomatoes
zoo
zoos

Slide 11 - Slide

Onregelmatig, uit je hoofd leren

Voorbeelden:
man - men
woman - women
foot - feet
child - children
mouse - mice

Slide 12 - Slide

Woorden die alleen in het meervoud worden gebruikt

Volgende woorden hebben maar 1 vorm:
glasses, jeans, panties, tights, shorts, pyjamas, trousers , pants, leggings, sheep, deer, fish




Slide 13 - Slide

Wat is het meervoud van girl?
A
Girl's
B
Girl
C
Girls
D
A,B,C zijn goed

Slide 14 - Quiz

Wat is het meervoud van bus?
A
Buses
B
Busses
C
Bus
D
Bussen

Slide 15 - Quiz

Wat is het meervoud van baby
A
Baby's
B
Babys
C
Babies
D
Babbies

Slide 16 - Quiz

Wat is het meervoud van knife
A
Knifes
B
Knive
C
two pairs of knife
D
Knives

Slide 17 - Quiz

Wat is het meervoud van potato
A
Potatos
B
Potato's
C
Potatoes
D
A, B en C zijn goed

Slide 18 - Quiz

Homework 29th of May
Unit 4: Lesson 4 

Ex. 1, 2, 3, 6, 7

Study grammar on page 182 + 183 (Singular and plural)




Slide 19 - Slide

Welcome!
Welcome!

Slide 20 - Slide

Plan today
Unit 4: Lesson 4 part 2
Introduction, what have we learned so far?
Grammar: Singular vs. Plural
Do exercises




Slide 21 - Slide

The Caribbean

Slide 22 - Mind map

Slide 23 - Slide

eruption
submerge
geothermal energy
continental shelf

Slide 24 - Drag question

municipality
air pollution
gyre
composition
extraction
Gemeente
luchtverontreiniging
samenstelling
het onttrekken; winning
kolk(stroom)

Slide 25 - Drag question

disruption
A
ontwrichting
B
alarm
C
slapend
D
te midden van

Slide 26 - Quiz

renewable
A
oud
B
hernieuwbaar
C
schokken
D
afzetten

Slide 27 - Quiz

return
A
kleiner; minder
B
schatten
C
winst
D
noodlottig

Slide 28 - Quiz

tremor
A
breuklijn
B
aardwarmte
C
onderlopen
D
aardschok; trilling

Slide 29 - Quiz

dormant
A
volcano
B
gemeente
C
slapend; inactief
D
bodemerosie

Slide 30 - Quiz

ripple
A
golf; rimpel
B
aardschokken
C
uitbarsting
D
aardplaat

Slide 31 - Quiz


Singular & Plural

Slide 32 - Slide

Altijd meervoud
De volgende woorden zijn in het Engels altijd meervoud:
  • The police are looking for the suspect. (politie)
  • The surroundings of Belize are very beautiful. (omgeving)
  • Those stairs look very steep. (trap)
  • The contents of this programme are sensitive. (inhoud)
  • My savings are quite low at the moment (spaargeld)
  • There are a lot of cattle in the meadow (vee)
  • Have your wages increased? (loon)

Slide 33 - Slide

twee gelijke helften
Voorwerpen die uit 2 gelijke helften bestaan zijn altijd meervoud
  • I've lost my glasses. (bril)
  • Where did you buy those trousers. (broek)
  • I like to wear shorts in summer. (korte broek)

Na a en getallen gebruik je pair(s) of:
* I've bought a new pair of glasses
* There are three pairs of jeans in the cupboard

Slide 34 - Slide

Getallen
Ik heb 20 euro = I have twenty euros
ik ben 16 jaar oud = I am sixteen years old

Slide 35 - Slide

Onderwerp en voorwerp
We had to put on our coats
Both boys had brought their bikes

Slide 36 - Slide

Enkelvoud = Meervoud
* Bepaalde dieren
Sheep, Deer

* Bepaalde woorden eindigend op -s
species, series, means, crossroads

* Bepaalde voertuigen eindigend op -craft
spacecraft, hovercraft

Slide 37 - Slide

Exercise 1
Fill in the missing translations

Slide 38 - Slide

Could you pass me a (schaar)?

Slide 39 - Open question

My (broek is) too tight.
[trousers]

Slide 40 - Open question

John has (vijf korte broeken).

Slide 41 - Open question

The (tang ligt) in the drawer on the other side of the room. [pliers]

Slide 42 - Open question

I cannot find my (bril) anywhere!

Slide 43 - Open question

The (politie is) looking for the suspect.

Slide 44 - Open question

We only have ten (pond) on us.

Slide 45 - Open question

The girls brought their fanciest (jurk).

Slide 46 - Open question

Slide 47 - Link

Homework 29th of May
Unit 4: Lesson 4 

Ex. 4, 5, 8, 11, 12

+ homework check lesson 1, 2 and 3




Slide 48 - Slide