11 april A3C- singular/plural

WELCOME

1 / 14

Slide 1: Slide

EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

WELCOME

Slide 1 - Slide

Today's lesson

Grammar: singular-plural

Lesson goals:

You know the difference between singular/ plural, how to use them in terms of grammar

Slide 2 - Slide

Singular - plural

Slide 3 - Slide

Er zijn een paar woorden die in het NLs enkelvoud zijn, maar in het EN meervoud

Slide 4 - Slide

Bijvoorbeeld:

police
contents (inhoud)
cattle (vee)
wages (loon)
stairs (trap)
savings (spaargeld)
surroundings (omgeving)

Slide 5 - Slide

Voorwerpen die uit gelijke helften bestaan worden meervoud:

- glasses (bril)

-trousers (broek)

-shorts (korte broek)

- scissors (schaar)

Let op: na 'a' en na een telwoord gebruik je dan 'pair':

A pair of trousers

Two pairs of shorts

Slide 6 - Slide

In combinatie met getallen:

It costs 20 euros (dus niet 20 euro!)
I'm 15 years old

Slide 7 - Slide

Als het onderwerp meervoud is, is het object vaak ook meervoud:

We had to put on our coats
Both boys had brought their bikes

Slide 8 - Slide

Sommige woorden hebben in ev. en mv. dezelfde vorm

Woorden op -ese bij nationaliteiten

a Chinese - all Chinese

a Japanese - all Japanese

Slide 9 - Slide

Bij sommige dieren:

one sheep - two sheep

a deer - a lot of deer

one fish - many fish

Slide 10 - Slide

Een aantal woorden dat op -s eindigt, zoals:

means (middel): a means - several means

species (soort/soorten): one species - many species

crossroads (kruisweg): one crossroads - two crossroads

series (serie): one series - a lot of series

Slide 11 - Slide

Een aantal voertuigen dat op -craft eindigt:

hovercraft, watercraft, spacecraft

One hovercraft

Several hovercraft

Slide 12 - Slide

U4L3

Do exercise: U4L3: ex 2, 9, 10, 11

Done? Start making your homework!

U4L4: ex 1, 2, 3, 4, 5, 7, 10

Study vocabulary U4L3

Extra: ex 6

Slide 13 - Slide

End of the lesson

Slide 14 - Slide