1F Ik kan de kernzin van een alinea vinden.
2F Ik kan de hoofd- en bijzaken onderscheiden.
2F Ik kan de hoofdzaken van een tekst kort samenvatten.
Je krijgt twee teksten en bij elke tekst ongeveer 10 tot 13 vragen over hoofdzaken, bijzaken, kernzinnen en woordbetekenissen.