Hst 18

Vandaag 
Hoofdstuk 18
Ga in de lessonup
Verbindingswoorden of wel signaalwoorden





1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Vandaag 
Hoofdstuk 18
Ga in de lessonup
Verbindingswoorden of wel signaalwoorden





Slide 1 - Slide

Leerdoel hst 18 
Leesvaardigheid vergroten:
opbouw van een tekst herkennen m.b.v. verbindingswoorden

Handige Hulp 





Slide 2 - Slide

Verschil functiewoord - signaalwoord
  • een functiewoord zegt iets over een tekstgedeelte; het woord komt zelf meestal niet in de tekst voor (maar kan wel). Het geeft aan waarom dat stukje tekst in die tekst staat 
  • een signaalwoord zegt iets over het verband  tussen tekstgedeeltes (of tussen zinnen); het woord staat altijd in de tekst. Het is het verband binnen de alinea, tussen zinnen. 

Slide 3 - Slide


Moet ik die lijst met functiewoorden en signaalwoorden uit mijn hoofd leren?

Signaalwoorden: wel (blz. 74) 

Functiewoorden: niet persé (kun je vaak 'bedenken') 

Slide 4 - Slide

Woensdag 
Functiewoorden 

versus 

Verbindingswoorden of signaalwoorden 


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Wat is het verbindingswoord en welk verband geeft het aan?
"Als ik lees, voel ik me ontspannen"

Slide 12 - Open question

Wat is het verbindingswoord en welk verband geeft het aan?
"Dat gebeurt met name als ik echt geboeid ben door het verhaal"

Slide 13 - Open question

Wat is het verbindingswoord en welk verband geeft het aan?
"Zo lees ik momenteel 'Het gouden ei' van Tim Krabbé. Superspannend!"

Slide 14 - Open question

Wat is het verbindingswoord en welk verband geeft het aan?
"Hoewel tv kijken ook heerlijk is, vind ik lezen voor het huiswerk prettiger"

Slide 15 - Open question

Wat is het verbindingswoord en welk verband geeft het aan?
"Ik heb dus de perfecte pauze ontdekt"

Slide 16 - Open question

Lees vraag 3 uit het boek: maak vraag a en vul deze hieronder in (blz. 75)

Slide 17 - Open question

Vraag b van vraag 3 (blz. 75)

Slide 18 - Open question

Vraag c van vraag 3 (blz. 75)

Slide 19 - Open question

Let op:

Sommige woorden kunnen verschillende verbindingen aanduiden. Bijvoorbeeld: 

1. Terwijl ik naar huis loop, voel ik een steek in mijn zij.  = tijd

2. Ik heb een steek in mijn zij, terwijl ik wel een goede conditie heb = tegenstelling

Slide 20 - Slide

Nu jij: maak twee zinnen met 'als': waarbij 'als' in één als voorwaarde, de ander als voorbeeld wordt gebruikt

Slide 21 - Open question

Kortom (=conclusie) 
Het is aan de ene kant leren van de verbindings- of signaalwoorden en aan de andere kant nadenken 'wat bedoelen ze met deze zin? Hoe verhoudt deze zich tot andere zinnen in de alinea of vorige/volgende zin? 

Slide 22 - Slide

Morgen 
Hst 19 over verwijswoorden en Numo, waarin we beide (hst 18/19) gaan oefenen 

Slide 23 - Slide