This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Freitag, den 21. August 2020
Slide 1 - Slide
Was werden wir heute machen?
- Ik vertel jullie iets over de foto die op de volgende slide staat
- 10 minuten lezen/kijken op www.zdf.de/kinder/logo oder www.dw.com
- We gaan de grammatica van K3 herhalen.
Slide 2 - Slide
Lernziele
- Jullie kennen de hoofdregels voor het bepalen van het geslacht van zelfstandige naamwoorden.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Wiederholung:
De geslachten van de zelfstandige naamwoorden
Slide 5 - Slide
Zelfstandige naamwoorden
Wat zijn dit? Schrijf op in je schrift
Welke geslachten heb je
timer
1:00
Slide 6 - Slide
Zelfstandige naamwoorden:
Zijn woorden die 'een zelfstandigheid' aanduiden;
dat kunnen concrete zaken zijn als mensen (man, Ineke), dieren (paard) en dingen (huis, hout), maar ook plaatsen (Den Haag, Frankrijk) en abstracte zaken als gevoelens (liefde), tijdsruimten (dag), eigenschappen (grootte), gebeurtenissen (botsing) en denkbeeldige personen of zaken (elf, luilekkerland), enz.
Slide 7 - Slide
Zelfstandige naamwoorden
kunnen meestal gecombineerd worden met een van de lidwoorden de, het of een.
In het Duits gebruik je der, die of das
Slide 8 - Slide
Wanneer der, die of das?
der, wanneer iets mannelijk is.
die, wanneer iets vrouwelijk is.
das, wanneer iets onzijdig is.
Slide 9 - Slide
der
der
das
das
die
der
die
das
Slide 10 - Drag question
regels voor wanneer iets mannelijk is:
- de biologische regel.
regels voor wanneer iets vrouwelijk is:
- de biologische regel
- woorden die eindigen op een E
- woorden die eindigen op -heit, -keit, -schaft, ei, -ung
Slide 11 - Slide
regels voor wanneer iets onzijdig is
- veel woorden die in het Nederlands methet beginnen zijn onzijdig,
- ook woorden diechen in het woord hebben zijn onzijdig, zoals Brötchen, Mädchen, Märchen
Slide 12 - Slide
der-die-das? ... Mädchen
A
die
B
das
Slide 13 - Quiz
(der, die, das) Mutter
A
der
B
die
Slide 14 - Quiz
der, die oder das?
Kuh
A
der
B
die
C
das
Slide 15 - Quiz
der, die of das?
Brüder
A
der
B
die
C
das
Slide 16 - Quiz
der-die-das? ... Landschaft
A
das
B
der
C
die
Slide 17 - Quiz
Is alles duidelijk zoals het is uitgelegd?
Slide 18 - Slide
Programm für das nächste mal
We gaan verder met de uitleg van de grammatica van het meervoud