Hoofdstuk 14 - De koekjesman

Hoofdstuk 14 - De koekjesman
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NT2Speciaal OnderwijsLeerroute 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 14 - De koekjesman

Slide 1 - Slide

Lezen
Lees de tekst.
Ken je een woord niet? Zoek het op!
Zoek niet de hele zin op!
Probeer zelf te lezen, niet met Google Translate.
Schrijf nieuwe woorden op! 

Slide 2 - Slide

Lees de tekst
Paul en Daan hebben een heel gezellige middag. Eerst hebben ze lekker geluncht. Daarna hebben ze in de tuin gevoetbald. En toen hebben ze ook nog koekjes gebakken. 
Nu zitten ze samen op de bank. Voor hen staat een grote schaal koekjes. 'Ze zijn lekker hè?' zegt Paul en hij pakt nog twee koekjes. Daan kijkt naar Paul en pakt ook twee koekjes. 'Van papa mag ik niet twee koekjes pakken!' zegt hij. 'Papa heeft wel gelijk', zegt Paul. 'Maar ik ben de koekjesman, en dan mag het wel.'

Slide 3 - Slide

geluncht, gevoetbald, gebakken.
Deze werkwoorden zijn 'vroeger'.
Wat zijn de hele werkwoorden in 'nu'?

Slide 4 - Open question

Waar eten Paul en Daan de koekjes?
A
Buiten in de tuin
B
Binnen in de keuken
C
Binnen in de woonkamer

Slide 5 - Quiz

Hebben Paul en Daan een leuke middag?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Daan luistert naar zijn vader.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Daan mag altijd twee koekjes eten.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Waarom mag Daan nu wel twee koekjes?
A
Omdat Paul het zegt
B
Omdat het woensdag is
C
Omdat hij ze zelf gebakken heeft

Slide 9 - Quiz

Lees de tekst
Paul legt zijn voeten op de tafel en doet zijn arm om Daan. 'We gaan even samen televisie kijken', zegt hij. En tien minuten later slapen ze allebei. Dan gaat de bel. Paul staat langzaam op en doet de deur open met een slaaphoofd. 'Hé Jamar,' zegt hij, 'ben je nu al klaar met je werk?' 'Het is half vijf hoor!' lacht Jamar. 'Heb je geslapen?'
'Nee hoor', zegt Paul, 'we hebben televisie gekeken. Maar kom binnen!' 
Daan wil niet meteen met zijn vader mee. 'Ik wil nog even bij de koekjesman blijven,' zegt hij. 

Slide 10 - Slide

Wie valt in slaap?
A
Paul valt in slaap
B
Daan valt in slaap
C
Paul en Daan vallen in slaap

Slide 11 - Quiz

Welke zin klopt?
A
Paul haast zich naar de deur
B
Paul heeft geen haast
C
Paul schrikt heel erg

Slide 12 - Quiz

Is Paul eerlijk tegen Jamar?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

Is Daan blij om zijn vader te zien?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Lees de tekst
Jamar lacht. 'Misschien mag je binnenkort nog een keer komen',  zegt hij. 'Maar nu gaan we thuis lekker friet maken!' 'Ik wil geen friet', zegt Daan. 'Ik ben misselijk.' De ogen van Jamar gaan naar de schaal met koekjes. 'Hm', zegt hij. Dan bedankt hij Paul voor het oppassen en hij neemt Daan weer mee naar huis. Hèhè, denkt Paul, weer rust in huis. Maar opeens vindt hij het ook een beetje saai zonder Daan. Even later komt Paula thuis. Haar toets is gelukkig heel goed gegaan. 'Heb je het leuk gehad met Daan?' vraagt ze. 'Ik heb genoten!' zegt Paul. 'Daan is een slim kind. En hij is nu helemaal aan mij gewend. 'Dat klinkt goed!' zegt Paula. 'Je wordt later vast een goede vader.' Paul lacht. 'Misschien', zegt hij. 

Slide 15 - Slide

Waarom wil Daan geen friet?
A
Hij vindt friet niet lekker
B
Hij heeft te veel koekjes gegeten
C
Hij is ziek

Slide 16 - Quiz

Jamar is boos op Paul. Hij heeft Daan te veel koekjes gegeven
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Welke zin klopt?
A
Paul is blij dat Daan weg is
B
Paul vindt het jammer dat Daan weg is
C
Paul is boos op Jamar

Slide 18 - Quiz

Is Paul een goede vader?
A
Ja
B
Nee
C
Nu nog niet

Slide 19 - Quiz