Week 11 (46) 2022 klas 2

Guten Tag
Wie geht es euch?
1 / 53
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 1 - Slide

Du hast 3 Min für:


Je hebt 3 min om: 

  • jas uit, oortjes uit
  • mobiel in de wandtas
  • laptop gesloten op tafel
  • boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00
Als de timer is gestopt, zie ik iedereen de woorden de woorden van Kapitel 8 auf Seite 96  aan het leren is!

Slide 2 - Slide

Was machen wir heute?

1. Logo Erklärt
2. Grammatik Modalverben





Slide 3 - Slide

Lernziele:

  • Ik kan uitleggen wat modale werkwoorden zijn 
  • Ik weet hoe ik de modale werkwoorden  in de tegenwoordige tijd moet vervoegen

Slide 4 - Slide



Aber zuerst.....ein Filmchen!



Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Wat zijn Modalverben?
 Dit zijn hulpwerkwoorden die in een zin een extra lading aan een ander werkwoord geven.
Ik kan goed schaatsen, ik moet werken, mag ik iets vragen?
In het Duits zijn dit de werkwoorden dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen en wissen. 

Slide 7 - Slide

Beispiele
Du musst jetzt Hausaufgaben machen.
Du kannst jetzt Hausaufgaben machen.
Du willst jetzt Hausaufgaben machen.
Du sollst jetzt Hausafgaben machen.
Du darfst jetzt Hausaufgaben machen.
Du magst jetzt Hausaufgaben machen.

Slide 8 - Slide

wissen
weten
dürfen
mogen, toestemming
können
kunnen
mögen
lusten, houden van
müssen
moeten, noodzakelijk 
sollen
moeten, bevel
wollen
willen

Slide 9 - Slide

Konjugation von Modalverben im Präsens
müssen
können
wollen
sollen
dürfen
mögen
ich
muss
kann
will
soll
darf
mag
du
musst
kannst
willst
sollst
darfst
magst
er/sie/es
muss
kann
will
soll
darf
mag
wir
müssen
können
wollen
sollen
dürfen
mögen
ihr
müsst
könnt
wollt
sollt
dürft
mögt
sie
müssen
können
wollen
sollen
dürfen
mögen
Sie
müssen
können
wollen
sollen
dürfen
mögen

Slide 10 - Slide

Konjugation von WISSEN (weten)  im Präsens
wissen
ich
weiß
du
weißt
er/sie/es
weiß
wir
wissen
ihr
wisst
sie
wissen
Sie
wissen
wissen is geen modaal werkwoord, maar wordt wel op dezelfde manier vervoegd!

Slide 11 - Slide

Er zijn 2 kenmerken!
1: de klank (klinker) verandert in het enkelvoud (= ich, du en er/sie/es) (behalve bij sollen!)

2: de ich- en de er/sie/es- vorm zijn gelijk en krijgen GEEN uitgang!

Slide 12 - Slide

Even oefenen.....

EVEN OEFENEN....

NEEM JE LAPTOP MAAR VOOR JE

Slide 13 - Slide

Müssen
Wissen
Dürfen
Können
weten
kunnen, in staat zijn om
moeten (noodzakelijk zijn)
mogen, toestemming hebben om

Slide 14 - Drag question

Ich
Du
Er/ sie/ es
Wir
Ihr
Sie/ sie
darfst
darf
dürfen
dürft
dürfen
darf

Slide 15 - Drag question

Ich
Du
Er/ sie/ es
Wir
Ihr
Sie/ sie
kannst
kann
können
könnt
können
kann

Slide 16 - Drag question

........ (dürfen) wir Musik hören?
A
darf
B
dürf
C
darfe
D
Dürfe

Slide 17 - Quiz


Er ……. (müssen) Wasser trinken; er hat Durst.
A
muss
B
musst
C
müss
D
müsst

Slide 18 - Quiz


Ich ……. (wissen) nicht wie er heißt.
A
wiss
B
wisse
C
weiß
D
weiße

Slide 19 - Quiz


Du ……. (können) gut kochen.
A
kann
B
könn
C
könnst
D
kannst

Slide 20 - Quiz

........ (dürfen) ich bitte zur Toilette gehen?
A
Dürf
B
Dürfe
C
Darf
D
Darfe

Slide 21 - Quiz

An die Arbeit!
Aan het werk:
Was?    Üben: Aufgaben 16, 17, 18, 19, 20, 21
              auf Seiten 78 tot bis zum 80
Wie?     Selbstständig und am Computer
Hilfe?    die Grammatik auf Seite 78
Zeit       20 Minuten
Fertig? Leer de woorden opnieuw

Deze opdrachten zijn ook het huiswerk!




 

Slide 22 - Slide

uitleg:
AUFGABE 16       
Onderstreep de vormen van de werkwoorden können, dürfen,müssen en wissen.
Aufgabe 17
Vul de juiste vorm van het werkwoord in in de zin
Aufgabe 18
Vul de vorm van het werkwoord dat tussen haakjes staat in 
Aufgabe 19
Vul de zin aan met één van de werkwoordsvormen die boven de oefening staan
Aufgabe 20
Vul de juiste vorm van het werkwoord dat voor de zin staat in
Aufgabe 21
Verbind de juiste betekenis aan de Duitse werkwoordsvormen




Hausaufgaben:
Machen: Aufgaben 16, 17, 18, 19, 20 en 21 
(Seiten 78 - 80) 

Slide 23 - Slide

Heb ik de leerdoelen behaald?
Geef antwoord via de volgende sheets!

Slide 24 - Slide

Ik kan uitleggen wat modale werkwoorden zijn .
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Ik weet hoe ik de modale werkwoorden dürfen, können, müssen en het werkwoord wissen moet vervoegen in de tegenwoordige tijd.
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 27 - Slide

Tschüss!
Bis zum nächsten Mal!

Slide 28 - Slide

Guten Tag
Wie geht es euch?

Slide 29 - Slide

Du hast 3 Min für:


Je hebt 3 min om: 

  • jas uit, oortjes uit
  • mobiel in de wandtas
  • laptop gesloten op tafel
  • boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00

Slide 30 - Slide

Was machen wir heute?


  • Wir kontrolieren die Hausaufgaben und wiederholen was wir gelernt haben über die Modalverben
  • Schauen und hören

Slide 31 - Slide

Lernziele:


  • Ich kann einen einfachen Text zum Thema Kleidung verstehen
  • Ich lerne neue Wörter und Begriffe zum Thema Kleidung & Aussehen
  • Ich kann Modalverben konjungieren und weiß welche Kennzeichnen sie haben.

Slide 32 - Slide



Aber zuerst.....Wiederholen wir die 
Modalverben Können, Dürfen, Müssen und Wissen und kontrolieren wie 
die Hausaufgaben



Slide 33 - Slide

Wat zijn Modalverben?
 Dit zijn hulpwerkwoorden die in een zin een extra lading aan een ander werkwoord geven.
Ik kan goed schaatsen, ik moet werken, mag ik iets vragen?
In het Duits zijn dit de werkwoorden dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen en wissen. 

Slide 34 - Slide

wissen
weten
dürfen
mogen, toestemming
können
kunnen
mögen
lusten, houden van
müssen
moeten, noodzakelijk 
sollen
moeten, bevel
wollen
willen

Slide 35 - Slide

Konjugation von Modalverben im Präsens
müssen
können
wollen
sollen
dürfen
mögen
ich
muss
kann
will
soll
darf
mag
du
musst
kannst
willst
sollst
darfst
magst
er/sie/es
muss
kann
will
soll
darf
mag
wir
müssen
können
wollen
sollen
dürfen
mögen
ihr
müsst
könnt
wollt
sollt
dürft
mögt
sie
müssen
können
wollen
sollen
dürfen
mögen
Sie
müssen
können
wollen
sollen
dürfen
mögen

Slide 36 - Slide

Konjugation von WISSEN (weten)  im Präsens
wissen
ich
weiß
du
weißt
er/sie/es
weiß
wir
wissen
ihr
wisst
sie
wissen
Sie
wissen
wissen is geen modaal werkwoord, maar wordt wel op dezelfde manier vervoegd!

Slide 37 - Slide

Welche Kleidungs-
stücke kennst du schon?

Slide 38 - Mind map

7

Slide 39 - Video

00:48
Wat dragen Duitsers het liefste?
A
sandalen en sokken
B
dirndl en lederhosen
C
kleding die handig is en lekker zit
D
moderne, chique kleren

Slide 40 - Quiz

01:28
Wat wordt gezegd over hoe belangrijk mode voor Duitsers is?
A
ze vinden het saai en gaan niet graag shoppen
B
ze vinden het heel belangrijk, maar kopen alleen als ze geld genoeg hebben
C
ze kopen alleen mode als deze goedkoop is en gaan vaak shoppen

Slide 41 - Quiz

02:21
Waar zijn de reporters?
A
in een kledingfabriek
B
in een mode atelier
C
in een school voor mode design

Slide 42 - Quiz

02:57
Wat voor soort kleding willen de reporters in deze modezaak vinden?
A
de juiste mode om te ontspannen
B
de nieuwste trends
C
de juiste kleding voor alledag
D
de juiste kleding voor op werk

Slide 43 - Quiz

03:29
Wat zegt de expert over de kleding die Nina uitgezocht heeft?
A
ze heeft goed gekozen, maar moet er iets overheen dragen omdat het op werk te veel naakte huid laat zien
B
ze heeft het goed gekozen, het leuk er ook een blazer op te dragen.
C
dit kan echt niet op de werkvloer, het is eerder iets voor een vijf uur borrel

Slide 44 - Quiz

03:48
Die Krawatte ..... wat is dat?
A
de kraag van het overhemd
B
de kraag van het jasje
C
de stropdas

Slide 45 - Quiz

04:41
Wat vind Nina jammer?
A
Dat ze niets moderns op haar werk kan dragen
B
dat ze een laborjas moet dragen en geen zakenkleding
C
Dat ze geen pet heeft om op te zetten

Slide 46 - Quiz

Einde

Slide 47 - Slide

Heb ik de leerdoelen behaald?
Geef antwoord via de volgende sheets!

Slide 48 - Slide

Ik kan filmpje over het thema kleding begrijpen en hier vragen over beantwoorden?
😒🙁😐🙂😃

Slide 49 - Poll

Ik kan uitleggen wat modale werkwoorden zijn
😒🙁😐🙂😃

Slide 50 - Poll

Ik kan de modale werkwoorden können, dürfen, müssen en wissen in de tegenwoordige tijd vervoegen
😒🙁😐🙂😃

Slide 51 - Poll

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 52 - Slide

Tschüss!
Bis zum nächsten Mal!

Slide 53 - Slide