Week 2 Nederlands 1HM Lezen

Nederlands 1HM week 2
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Nederlands 1HM week 2

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 3 - Slide

Week 2  - 11 januari t/m
15 januari 2021

Weektaak af: dinsdag 19 januari, zie magister!!!
  • We ronden begrijpend lezen  hoofdstuk 4 af.
  • We starten deze week met grammatica: werkwoorden en persoonsvorm.
  • Aan het eind van deze weektaak staan de antwoorden van weektaak 1.
  • Zorg voor een nieuw leesboek! Een stripboek mag ook.

Slide 4 - Slide

Toetsen periode 2
  • Proefwerk lezen hoofdstuk 3 en 4: 3x
  • Grammatica en zinsdelen H. 1 t/m H. 6: 1x
  • Schrijven H. 3 en H. 4: 2x
  • Boekentoets: totaalcijfer hele schooljaar: 1 x

Slide 5 - Slide

Kies een boek voor je opdracht!

Slide 6 - Slide

Lees nu 10 minuten in je leesboek of stripboek. Dat doe je natuurlijk elke dag !

Slide 7 - Slide

Nakijken huiswerk
Controleer je weektaak. 

De antwoorden van weektaak 1 staan aan het eind van de les.


Slide 8 - Slide

Leerdoelen
Deze week leer je:

  • leer je werkwoorden herkennen
     
  • leer je hoe je de persoonsvorm in korte zinnen kunt vinden en je leert de zinsdeelproef gebruiken om zinnen in zinsdelen te verzinnen. 

Slide 9 - Slide

Uitleg theorie
Op de volgende dia volgt uitleg over je leerdoelen voor deze week.

Slide 10 - Slide

Werkwoorden (p. 28)
De woorden van een zin kun je indelen in woordsoorten. Een van de woordsoorten is het werkwoord (ww). In een zin staat ten minste één werkwoord. Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord. Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomt:

Slide 11 - Slide

Werkwoorden - vervolg
Er zijn ook werkwoorden met een wat vage betekenis, zoals kunnen, worden of zijn.



Een werkwoord kun je vervoegen. Je geeft het dan verschillende werkwoordsvormen:

- lachen: lach – lacht – lachen – lachte – lachten – gelachen – lachend.

- vallen: val – valt – vallen – viel – vielen – gevallen – vallend.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Persoonsvorm en zinsdelen (p. 30)
Zinnen zijn gemaakt van zinsdelen. De persoonsvorm (pv) is bijvoorbeeld een zinsdeel. Een zinsdeel kan bestaan uit één woord, maar ook uit een groepje woorden dat bij elkaar hoort. Als je één woord of een groepje woorden voor de persoonsvorm kunt zetten, is dat een zinsdeel.

Slide 14 - Slide

Persoonsvorm en zinsdelen
Zo vind je de persoonsvorm

In elke zin staan werkwoorden. Een van die werkwoorden is de persoonsvorm. Je leert twee manieren om de persoonsvorm te vinden.

Manier 1: de tijdproef
Manier 2: de vraagproef


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Slide

Maken
Maken

  • Werkwoorden: opdracht 1 t/m 5 p. 28 en 29
 

  • Persoonsvorm en zinsdelen: 0pdracht 1 t/m 5 p. 30 en 31 




Slide 18 - Slide

Inleveren huiswerk
Maak een foto van je huiswerk en lever in via LessonUp, uiterlijk 19 januari.

Eerder mag altijd!

Slide 19 - Slide

Inleveren huiswerk

Slide 20 - Open question

Inleveren huiswerk

Slide 21 - Open question

Inleveren huiswerk

Slide 22 - Open question

Inleveren huiswerk

Slide 23 - Open question

Nakijken

Slide 24 - Slide

Opdrachten deze week 
  • Maak opdracht 1 t/m 5 op bladzijde 91 t/m 95

Slide 25 - Slide

Opdracht 1 bladzijde 91
1 waar
2 Het middenstuk begint bij alinea 2 (hier begint de uitleg van wat Sjoerd als vrijwilliger in het park doet)
3 het slot begint bij alinea 5 (hier sluit de tekst af met wat het vrijwilligerswerk voor Sjoerd oplevert en wat hij in de toekomst wil doen)
4 Dat weet je aan het eind van de eerste alinea. De op een na laatste zin maakt dat duidelijk ‘Nu is hij (Sjoerd) al vier jaar vrijwilliger’ (in het park). De laatste zin is een vraag waarop de tekst antwoord geeft: Wat doet hij als dierenverzorger in het park?


Slide 26 - Slide

Opdracht 1 bladzijde 91
5 Lievelingsdieren, alinea 3
Werkzaamheden, alinea 2
Uilenballen vegen, alinea 4
6 Alinea 2: klusjes
Alinea 4: opdracht
Alinea 5: werkzaamheden
7 In de laatste alinea staat dat Sjoerd door het werken in het park zijn eigen baardhagedissen kan onderhouden. Dat doet vermoeden dat hij voer en andere benodigdheden voor het terrarium van het park in ruil voor zijn vrijwilligerswerk krijgt.
8 Dat hij de hagedissen in zijn eigen terrarium te eten kan geven.
9 Dat blijkt uit de laatste zin: ‘Sjoerd weet zeker dat hij later dierenverzorger wil worden.’


Slide 27 - Slide

Opdracht 2 bladzijde 92
1 A Nederlandse tennissers verliezen de aansluiting bij de wereldtop.
2 Dat kun je zien aan het tussenkopje na boven alinea 2 en door de witregel voor alinea 8
3 Door de laatste zin van de eerste alinea: ‘Er zijn vier dingen die ik als tenniscoach zou willen veranderen waardoor we als coaches meer talenten naar de top kunnen brengen.’
4 Dat zie je in het middenstuk van de tekst aan de tussenkopjes. De kopjes geven aan waar de veranderingen mee te maken hebben: ouders, plezier, gretigheid en voetstuk.
5 Hij bedoelt, dat er geen Nederlandse toptennissers meer zijn als de toptennissers die er nu zijn stoppen.

Slide 28 - Slide

Opdracht 2 bladzijde 92
6 dan verlies je het plezier in de sport waarvoor je traint
7 dat je ook kind moet kunnen zijn en dat het niet alleen maar om presteren en trainen gaat
8 a onjuist
b onjuist
c onjuist
d juist
e juist
f juist
9 C een wens van de schrijver
10 passie en plezier

Slide 29 - Slide

Opdracht 3 bladzijde 92
1 Door competitie in de training te brengen, krijg je plezier in het spel en wil je winnen. Willen winnen zorgt ervoor dat je met passie de sport doet.
2 Er is dan het risico dat er te veel druk op zo’n talent komt te liggen, omdat er veel wordt verwacht. Jonge talentvolle sporters kunnen dan niet goed omgaan met druk en presteren slechter.
3 De tekst lijkt vooral bedoeld te zijn voor ouders en coaches van beginnende jonge tennistalenten. Dat blijkt uit de laatste zin van de slotalinea, daarin lees je dat deze groepen ervoor moeten zorgen dat passie en plezier in het spel terugkomt.

Slide 30 - Slide

Opdracht 4 bladzijde 93
1 B een tentoonstelling over dinosauriërs
2 B er wordt een anekdote verteld
3 De tekst is bedoeld voor jongeren. Dat zie je aan herfstvakantie (al. 6), het testteam doet testen voor Kidsweek, een krant voor jongeren. De tekst komt uit Kidsweek.
4 Dat kun je afleiden uit de beoordeling + en – in de informatie onder de tekst.
5 Of je veel dingen zelf kunt doen / Hoelang je erover doet om alles te bekijken

Slide 31 - Slide

Opdracht 4 bladzijde 93
6 C Ze zijn zo nagemaakt dat het lijkt alsof ze echt leven.
7 Groen(voer)/Bijtkracht
8 Bijvoorbeeld: Wat eten dino’s? Maken dino’s veel lawaai als ze lopen? Hoe groot is de kleinste dino?
9 Het oordeel is positief. Dat lees je in het stukje tekst na alinea 6: + je kunt heel veel zelf doen + bewegende dino’s - opgraven van fossielen werkt niet goed - je bent er best snel doorheen Cijfer: 7,7
10 A De schrijver wil je informeren en verleiden om het museum te bezoeken.


Slide 32 - Slide

Opdracht 5 bladzijde 94
1 Op een aantrekkelijk manier beschrijft de schrijver een situatie waarin je indruk krijgt dat hij iets over de sterrenhemel wil vertellen
2 Hoog tijd om… (al. 1); Genieten geblazen (al. 2)
3 In een dunbevolkte streek met een lekker klimaat heb je weinig omgevingslicht waardoor je goed de donkere hemel kunt bekijken en je kunt in de avond en de nacht in een aangename temperatuur buiten zijn.
4 Waardoor zijn er rond 12 augustus veel extra vallende sterren? (Antwoord: de jaarlijkse zogeheten Perseïdenzwerm bereikt zijn hoogtepunt naar verwachting in het midden van de maand augustus. Bron: nu.nl op 4 augustus 2015)

Slide 33 - Slide

Opdracht 5 bladzijde 94
5 een verrekijker en een digitale camera
6 De kwaliteit van een camping geven we aan door sterren toe te kennen. Hoe meer waarderingssterren, hoe beter de camping. De schrijver gebruikt ‘vijf sterrencamping’ als titel, omdat op een camping in Zuid-Frankrijk je de sterrenhemel goed kun bestuderen. De dubbele betekenis is: sterren aan de hemel en waarderingssterren. (49 woorden)
7 De schrijver wil dat je aandacht besteedt aan de sterrenhemel, want vooral in augustus zijn er veel ‘vallende sterren’ te zien.
8 Bijvoorbeeld: De tekst past niet zo goed in een krant van januari. Reden: de kans dat je sterren kunt kijken is niet groot (veel bewolking); in de buitenlucht kijken is geen pretje (koud); sluit niet aan bij de situatie die de schrijver beschrijft op een camping in Frankrijk (er wordt in januari niet gekampeerd in Frankrijk).

Slide 34 - Slide

Evaluatie
Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?

Weet je...
  • hoe je werkwoorden kunt herkennen
  • weet je hoe je de persoonsvorm in korte zinnen kunt vinden en weet je hoe je de zinsdeelproef moet gebruiken om zinnen in zinsdelen te verzinnen. 

Slide 35 - Slide

Weektaak 2 afgerond

Slide 36 - Slide