Unidad 5/6 Compañeros
1 / 25
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Welke vormen hoef je niet te kennen/ gebruik je niet bij de imperativo (bevestigend)?
Slide 3 - Mind map
Profesora, ............. (hablar) un poco más alto por favor.
A
halbla
B
hable
C
hablad
D
hablen
Slide 4 - Quiz
Pablo y Juan, ¡................. (comer) más rápido, tenemos que irnos!
Slide 5 - Open question
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
El imperativo. Sleep de juiste vormen naar de juiste persoon.
TÚ
USTED
duerme
vive
juega
escriba
gana
nade
frene
salga
Slide 8 - Drag question
Welke klinker moet je altijd gebruiken bij de vervoeging van de ONTKENNENDE imperativo?
A
Dezelfde (die ook in het
hele ww voorkomt)
B
De 'andere', die dus niet in het hele ww voorkomt
Slide 9 - Quiz
Vul de juiste vorm in (ontkennende imperativo)
¡Vosotros ................... (saltar) en la silla!
¡Vosotros ................... (saltar) en la silla!
Slide 10 - Open question
Vul de juiste vorm in (imperativo negativo)
Tú...................... (cerrar) la puerta, el gato quiere bajar.
Tú...................... (cerrar) la puerta, el gato quiere bajar.
Slide 11 - Open question
Wat is de onregelmatige vorm van salir, in de jij-vorm?
A
sal
B
sale
C
salga
D
sala
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Slide
¿Cuántos alumnos ............... en tu clase?
A
hay
B
está
C
están
Slide 14 - Quiz
En mi calle ............ unos coches muy grandes
A
hay
B
está
C
están
Slide 15 - Quiz
¿Has visto dónde ............... el libro de Español?
Slide 16 - Open question
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Mi hermana ................... (romper) la pierna esta noche.
Slide 19 - Open question
Vertaal: Ik ben gevallen.
Slide 20 - Open question
Vertaal: Zij zijn boos geworden.
Slide 21 - Open question
Slide 22 - Slide
de voetganger
gebeuren
de file
het stoplicht
bovenop
el peatón
suceder
el atasco
el semáforo
encima de
delante de
debajo de
el equipaje
Slide 23 - Drag question
Wie gaat er voor een 7 of hoger?
😒🙁😐🙂😃
