4H - Formuleren foutieve inversie

Welkom 4H!
Deze les: Herhaling lijdende vorm & foutieve inversie (nieuw)

Let's go 💪
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom 4H!
Deze les: Herhaling lijdende vorm & foutieve inversie (nieuw)

Let's go 💪

Slide 1 - Slide

Antwoorden opdr. 15 

a. 1. Losstaand zinsgedeelte
2. Het meisje kon het jurkje dat zij bij een postorderbedrijf had besteld, niet dragen tijdens Kerstmis, want het werd te laat geleverd.

b. 1. Losstaand zinsgedeelte
2. De vakbonden en de directie waren het lange tijd oneens over een aantal kwesties, maar gisteravond laat is na breedvoerig overleg een resultaat bereikt waarover iedereen tevreden is.


Slide 2 - Slide

Antwoorden opdr. 15
c. 1. Zinnen aan elkaar plakken
2. Gedragstherapie en cognitieve therapie zijn onafhankelijk van elkaar ontstaan. De laatste 15 jaar zijn beide therapieën meer met elkaar geïntegreerd geraakt.

d. 1. Losstaand zinsgedeelte
2. De voorzitter van het chemiebedrijf verbindt zich aan duurzame projecten in eigen land, zoals de Schooldakrevolutie. Het doel van het project is om in 2020 de helft van alle daken van basisscholen en middelbare scholen van zonnepanelen te hebben voorzien.

Slide 3 - Slide

Wat is een lijdende zin?
A
Een zin die pijn heeft
B
Een zin waarin het onderwerp iets ondergaat
C
Een zin waarin het onderwerp iets doet
D
Een zin waarin het lijdend voorwerp niet staat

Slide 4 - Quiz

Lijdende of bedrijvende vorm
1. Bedrijvende vorm: onderwerp doet iets = actief.            
2. Lijdende vorm: onderwerp ondergaat iets = passief.   

Slide 5 - Slide

Lijdende vorm 
Lijdende vorm 
Zinnen kunnen in de bedrijvende en lijdende vorm staan. In een bedrijvende zin voert het onderwerp de handeling uit. In een lijdende zin ondergaat het ondewerp de handeling. 

Zinnen in de lijdende vorm zijn minder direct. De bedrijvende vorm heeft vaak de voorkeur. 

Slide 6 - Slide

Bedrijvende vorm:

- Onderwerp doet iets



De leerling pakt zijn agenda.

De tuinier maait het gras.

Lijdende vorm:

- Onderwerp ondergaat iets

- Let op het woordje 'door


De agenda wordt door de leerling gepakt.

Het gras wordt door de tuinier gemaaid.


Slide 7 - Slide

Voorbeeld
De keeper stopt de bal met zijn handen.

De bal wordt gestopt door de keeper met zijn handen.

Slide 8 - Slide

Lijdende of bedrijvende vorm?
'De hovenier verzorgde het grasveld goed.'
A
Lijdende vorm
B
Bedrijvende vorm

Slide 9 - Quiz

Lijdende of bedrijvende vorm? De hond wordt door mijn moeder uitgelaten.
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm

Slide 10 - Quiz

Lijdende of bedrijvende vorm?
De baby krijgt vandaag zijn eerste fruithapje.
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm

Slide 11 - Quiz

Welke zin krijg je als je onderstaande zin omzet van de lijdende naar de bedrijvende vorm?

De McDrive wordt inmiddels veelvuldig bezocht door ons.
A
Wij bezoeken de McDrive inmiddels veelvuldig.
B
Wij bezochten de McDrive inmiddels veelvuldig.
C
De McDrive is inmiddels veelvuldig bezocht door ons.
D
Wij hebben de McDrive inmiddels veelvuldig bezocht.

Slide 12 - Quiz

Lijdende of bedrijvende vorm?
Deze grap werd me gisteren ook al geappt!
A
Lijdende vorm
B
Bedrijvende vorm

Slide 13 - Quiz

Schrijf de zin om naar de bedrijvende vorm: Deze grap werd me gisteren ook al geappt!

Slide 14 - Open question

Welke zin krijg je als je onderstaande zin omzet van de bedrijvende naar de lijdende vorm?

Dat had ik tijdens de coronacrisis nog niet eerder gedaan.
A
Dat was door mij tijdens de coronacrisis nog niet eerder gedaan.
B
Dat werd door mij tijdens de coronacrisis nog niet eerder gedaan.
C
Dat is door mij tijdens de coronacrisis nog niet eerder gedaan.
D
Dat heb ik tijdens de coronacrisis nog niet eerder gedaan.

Slide 15 - Quiz

Dat had ik tijdens de coronacrisis nog niet eerder gedaan. > Dat was door mij tijdens de coronacrisis nog niet eerder gedaan.

Slide 16 - Slide

Door de herhaling weet ik nu weer wat het verschil is tussen een lijdende en bedrijvende vorm.
A
Eens
B
Eens, maar blijft moeilijk
C
Oneens, ik moet oefenen in flex
D
Oneens

Slide 17 - Quiz

Ik kan een lijdende of een bedrijvende zin veranderen van vorm.
A
Ja
B
Nee, ik zou graag nog extra uitleg willen.

Slide 18 - Quiz

Inversie (omdraaiing)

    • Normaal gesproken in het Nederlands: onderwerp --> persoonsvorm
       (Jan loopt in de stad)
    • Als je dit omdraait, dus persoonsvorm --> onderwerp schrijft, dan is er sprake van inversie.  (Loopt Jan in de stad?)
    • Dit mag in drie gevallen wel, maar anders is het fout. 

    Slide 19 - Slide

    Foutieve inversie

    Er vindt inversie plaats terwijl dit eigenlijk niet mag: foutieve inversie. Gebeurt vaak na de nevenschikkende voegwoorden en en maar. (Soms ook bij of, dus en want, alleen vaak hoor/lees je dat zelf al.)

    Foutief:

    Vorige week was hij ziek en zijn we daarom nog niet klaar met de opdracht.


    Correct:

    Vorige week was hij ziek en we zijn daarom nog niet klaar met de opdracht.

    Slide 20 - Slide

    Foutieve inversie
    Inversie betekent dus dat de persoonsvorm en het onderwerp gewisseld worden. Dat mag alleen in de volgende gevallen:

    - als de hoofdzin een vraagzin is ("Fiets ik naar school?")
    - als de hoofdzin begint met een ander zinsdeel dan het onderwerp ("Morgen fiets ik naar school")
    - als een samengestelde zin begint met een bijzin ("Terwijl ik bel, fiets ik naar school")

    Slide 21 - Slide

    We hebben vanmiddag geen huiswerk en gaan we daarom vanavond naar de bioscoop.
    A
    Foutieve inversie
    B
    Goede inversie
    C
    Geen fout

    Slide 22 - Quiz

    Terwijl zij in Amsterdam 's avonds naar een voorstelling gingen, waren we pas laat weer in Meppel
    A
    Goede inversie
    B
    Foutieve inversie

    Slide 23 - Quiz

    Gisteravond maakte hij het te laat en is hij dus vandaag niet te genieten.
    A
    geen inversie
    B
    incongruentie
    C
    foutieve inversie
    D
    dubbelopfout

    Slide 24 - Quiz

    Door de oefeningen en de uitleg heb ik het idee dat ik onjuiste inversie nu snap.
    A
    Eens
    B
    Eens, maar blijft moeilijk
    C
    Oneens, ik moet oefenen in flex
    D
    Oneens

    Slide 25 - Quiz

    Aan de slag!
    Maak opdr. 23 op blz. 37 van je blauwe boekje

    Eerder klaar? Ga extra oefenen online (ELO > Op Niveau > Extra Taalverzorging > Formuleren > Alleen de bekende onderdelen).

    We blijven allemaal online/camera aan --> vragen stellen in chat/hardop. 

    Slide 26 - Slide