3.3 Geld lenen kost geld!

3. De bank en jouw geld
3.3 Geld lenen kost geld!
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3. De bank en jouw geld
3.3 Geld lenen kost geld!

Slide 1 - Slide

3.3 Geld lenen kost geld!
  • Ik kan 3 redenen opsommen waarom mensen lenen. 
  • Ik kan de kredietkosten van een lening uitrekenen.

Slide 2 - Slide

Wat is een voordeel de mogelijkheid om geld te lenen?

Slide 3 - Open question

Waarom is het niet verstandig om te lenen voor een reis?

Slide 4 - Open question

Waarom zou je lenen?
Leenmotieven
Leenmotieven zijn redenen om te lenen:
  • Je hebt een tijdelijk geldtekort
  • Je moet een onvoorziene uitgave betalen.
  • Je wil nu iets hebben en niet eerst sparen.

Slide 5 - Slide

Leg de onderstaande zin uit:
"Let op! Geld lenen kost geld."

Slide 6 - Open question

Waarom zou je lenen?
Begrippen
De looptijd is de duur van een lening.

Elke maand betaal je een maandtermijn, deze bestaat uit:
  • deel aflossing: het geleende geld terugbetalen
  • deel rente: de kost om geld te lenen

Slide 7 - Slide

Waarom zou je lenen?
Kredietkosten
(maandtermijn x looptijd) - geleende bedrag = kredietkosten

  • stap 1: Reken uit wat je in totaal terugbetaalt.
  • stap 2: Trek hier het geleende bedrag ervan af. 

Slide 8 - Slide

Je koopt een televisie van € 1.199 op afbetaling.
Gedurende 2 jaar betaal je € 60 per maand.

Stap 1: Bereken hoeveel je in totaal terugbetaalt.

Slide 9 - Open question

Je koopt een televisie van € 1.199 op afbetaling.
Gedurende 2 jaar betaal je € 60 per maand.

Stap 2: Bereken hoeveel dit krediet je kost.

Slide 10 - Open question

Je koopt een televisie van € 1.199 op afbetaling.
Gedurende 2 jaar betaal je € 60 per maand.

Bereken nu hoeveel procent rente je betaalt.

Slide 11 - Open question

3.3 Geld lenen kost geld!
  • Ik kan 3 redenen opsommen waarom mensen lenen. 
  • Ik kan de kredietkosten van een lening uitrekenen.

Oefenen
Maak oefening 2 tot en met 7 op blz. 78 en 79
Klaar?
Maken 8 t/m 13

Slide 12 - Slide