Oefentoets H1

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Welkom

30-09-2024

[e-mail]

Wat betekend consumeren?

primaire behoeften 

secundaire behoeften 

Basisbehoeften

luxe behoeften

Goederen:

1. tastbaar
2. niet tastbaar

Diensten:

1. tastbaar
2. niet tastbaar

Kun je door producten te kopen consumeren?

1. Ja
2. Nee

Kun je door zelfvoorzieningen te regelen consumeren?

1. Ja
2. Nee

Kun je door de natuur consumeren?

1. Nee
2. Ja

Kun je door het gebruik van collectieve voorzieningen consumeren?

1. Nee
2. Ja

De natuur voorziet in de behoefte aan:

Collectieve voorzieningen:

- Natuurschoon 

- Grondstoffen voor de productie

- Worden geleverd door overheid. 

- Worden geheel of gedeeltelijk betaald van belastinggeld 

- Worden soms gedeeltelijk betaald door consumenten

Welvaart:

1. Materiële behoeften
2. Materiële en immateriële behoeften

Welzijn

1. Materiële behoeften
2. Materiële en immateriële behoeften

Noteer de 6 P's:

Wat zijn de 3 soorten reclames?

Waarom zijn jongeren voor veel ondernemers een belangrijke doelgroep?

Welke 3 soorten merken (geen voorbeelden noemen) zijn er?

Consumenten organisaties zijn bijvoorbeeld:

1. Consumentenbond
2. ANWB
3. Vereniging Eigen Huis
4. Rover

Waarom heeft iets kopen via internet veel risico's?

1. Omdat niet alle sites betrouwbaar zijn.
2. Omdat de mensen in de winkels daar jaloers van worden.
3. Omdat je het koopt zonder het echt gezien te hebben.
4. Omdat er steeds meer winkels failliet door gaan.

Wat is een deugdelijk product?

1. Een groot product
2. Een klein product
3. Een product wat je zelf in elkaar moet zetten.
4. Een oké product, wat er goed uitziet. Waar voor je geld.

Waarom is een mondelijke overeenkomst zonder getuige niet verstandig?

1. Omdat het dan niet gezellig is.
2. Omdat er dan meningsverschil kan komen ivm wie wat denkt dat is afgesproken.

Waar moeten consumenten rekening mee houden bij een aankoop?

MVO (maatschappelijk verantwoord onderenmen) kernmerkt zich voor:

Als de prijs hoger wordt:

1. daalt de vraag, stijgt het aanbod.
2. stijgt de vraag, daalt het aanbod.

De vraag kan bij een gegeven prijs stijgen door:

1. hogere inkomens, meer behoefte aan een product.
2. lage inkomens, minder behoefte aan een product.

Het aanbod kan bij een gegeven prijs stijgen door:

1. hogere productiekosten bij de producent, slechtere productietechnieken.
2. lagere productiekosten bij de producent, betere productietechnieken.

Als de vraaglijn naar rechts verschuift:

1. vraag kleiner dan aanbod, daalt de prijs.
2. vraag groter dan aanbod, stijgt de prijs.

Als de aanbodlijn naar rechts verschuift:

1. aanbod groter dan vraag, daalt de prijs.
2. aanbod kleiner dan vraag, stijgt de prijs.

Welkom

25-09-2024

[e-mail]