economie - wikken en wegen

Oefentoets
1 / 31
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Oefentoets

Slide 1 - Slide

Wat betekend consumeren?

Slide 2 - Open question

primaire behoeften 
secundaire behoeften 
Basisbehoeften
luxe behoeften

Slide 3 - Drag question

Goederen:
A
tastbaar
B
niet tastbaar

Slide 4 - Quiz

Diensten:
A
tastbaar
B
niet tastbaar

Slide 5 - Quiz

Gebruiksgoederen:
A
1x te gebruiken
B
vaker te gebruiken

Slide 6 - Quiz

Verbruiksgoederen:
A
1x te gebruiken
B
vaker te gebruiken

Slide 7 - Quiz

Schaarse goederen:
A
producten die geld kosten om iets te maken/produceren.
B
kost geen productiemiddelen om het te produceren.

Slide 8 - Quiz

Vrije goederen:
A
producten die geld kosten om iets te maken/produceren.
B
kost geen productiemiddelen om het te produceren.

Slide 9 - Quiz

Kun je door producten te kopen consumeren?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

Kun je door zelfvoorzieningen te regelen consumeren?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Kun je door de natuur consumeren?
A
Nee
B
Ja

Slide 12 - Quiz

Kun je door het gebruik van collectieve voorzieningen consumeren?
A
Nee
B
Ja

Slide 13 - Quiz

De natuur voorziet in de behoefte aan:
Collectieve voorzieningen:
- Natuurschoon 
- Grondstoffen voor de productie
- Worden geleverd door overheid. 
- Worden geheel of gedeeltelijk betaald van belastinggeld 
- Worden soms gedeeltelijk betaald door consumenten

Slide 14 - Drag question

Welvaart:
A
Materiële behoeften
B
Materiële en immateriële behoeften

Slide 15 - Quiz

Welzijn
A
Materiële behoeften
B
Materiële en immateriële behoeften

Slide 16 - Quiz

Noteer de 6 P's:

Slide 17 - Open question

Wat zijn de 3 soorten reclames?

Slide 18 - Open question

Waarom zijn jongeren voor veel ondernemers een belangrijke doelgroep?

Slide 19 - Open question

Welke 3 soorten merken zijn er?

Slide 20 - Open question

Consumenten organisaties zijn bijvoorbeeld:
A
Consumentenbond
B
ANWB
C
Vereniging Eigen Huis
D
Rover

Slide 21 - Quiz

Waarom heeft iets kopen via internet veel risico's?
A
Omdat niet alle sites betrouwbaar zijn.
B
Omdat de mensen in de winkels daar jaloers van worden.
C
Omdat je het koopt zonder het echt gezien te hebben.
D
Omdat er steeds meer winkels failliet door gaan.

Slide 22 - Quiz

Wat is een deugdelijk product?
A
Een groot product
B
Een klein product
C
Een product wat je zelf in elkaar moet zetten.
D
Een oké product, wat er goed uitziet. Waar voor je geld.

Slide 23 - Quiz

Waarom is een mondelijke overeenkomst zonder getuige niet verstandig?
A
Omdat het dan niet gezellig is.
B
Omdat er dan meningsverschil kan komen ivm wie wat denkt dat is afgesproken.

Slide 24 - Quiz

Waar moeten consumenten rekening mee houden bij een aankoop?

Slide 25 - Open question

MVO (maatschappelijk verantwoord onderenmen) kernmerkt zich voor:

Slide 26 - Open question

Als de prijs hoger wordt:
A
daalt de vraag, stijgt het aanbod.
B
stijgt de vraag, daalt het aanbod.

Slide 27 - Quiz

De vraag kan bij een gegeven prijs stijgen door:
A
hogere inkomens, meer behoefte aan een product.
B
lage inkomens, minder behoefte aan een product.

Slide 28 - Quiz

Het aanbod kan bij een gegeven prijs stijgen door:
A
hogere productiekosten bij de producent, slechtere productietechnieken.
B
lagere productiekosten bij de producent, betere productietechnieken.

Slide 29 - Quiz

Als de vraaglijn naar rechts verschuift:
A
vraag kleiner dan aanbod, daalt de prijs.
B
vraag groter dan aanbod, stijgt de prijs.

Slide 30 - Quiz

Als de aanbodlijn naar rechts verschuift:
A
aanbod groter dan vraag, daalt de prijs.
B
aanbod kleiner dan vraag, stijgt de prijs.

Slide 31 - Quiz