2023_week19_2ha_les2_Wiederholung naamvallen + quiz

1 / 34
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 55 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Du hast 3 min für:


Je hebt 3 min om: 

  • Jacke aus

  • Handy in die Tasche ohne tohn
  • Laptop geschlossen auf dem Tisch
  • Buch/ Heft/ Stift auf dem Tisch
timer
3:00
Als je timer is gestopt schrijf de alle woordjes van Kapitel 5, Lektion 1-6 blz. 99-102

Slide 3 - Slide

Worter schreiben
Machen:
Schrijf alle woordjes uit Kapitel 5, lektion 1-6 die je nog lastig vindt. Herhalen tot de timer is gestopt.

timer
7:00

Slide 4 - Slide

Was machen wir heute?
  • Worter schreiben
  • Üben Grammatik
  • Quiz



Slide 5 - Slide

Am Ende der Stunde........
- weet je hoe je van een woord de stellende, vergrotende en overtreffende trap maakt, doordat je geoefend hebt.
- weet je hoe je de naamval vindt in een zin, bij welke groep het woord hoort en hoe je het woord vervoegt.

Slide 6 - Slide

An die Arbeit

  • Machen: 
- Bij SOM lesstof staat een werkblad. Download deze onder je eigen naam. Maak deze met behulp van je spiekbrief. Stuur naar mij in Teams voor feedback.

  • Wie?  Eerste 10 minuten in stilte

  • Fertig? 
- Na klar online---> Kapitel 5--->versterk jezelf--------->naamvallen
- Na klar online---> Kapitel 5--->versterk jezelf--------->trappen van vergelijking
- Woordjes schrijven K.5, Lektion 4, 5, 6
- Woordtrainer online 5.1, 5.2, 5.2, 5.3, 5.4, 5.5, 5.6
timer
20:00

Slide 7 - Slide

Kies in welke naamval het deel tussen haakjes staat

Slide 8 - Slide

(Meine Tante) kommt morgen vorbei.
A
1e naamval (onderwerp)
B
3e naamval (meewerkend voorwerp)
C
4e naamval (lijdend voorwerp)

Slide 9 - Quiz

Nach (einer Stunde) bestellen wir im Restaurant was zu trinken.
A
1e naamval (onderwerp)
B
3e naamval (meewerkend voorwerp)
C
4e naamval (lijdend voorwerp)

Slide 10 - Quiz

Marie macht ein Foto von (den Nilpferden).
A
1e naamval (onderwerp)
B
3e naamval (meewerkend voorwerp)
C
4e naamval (lijdend voorwerp)

Slide 11 - Quiz

Diese Frau trägt sehr schöne Kleidung
A
1e naamval (onderwerp)
B
3e naamval (meewerkend voorwerp)
C
4e naamval (lijdend voorwerp)

Slide 12 - Quiz

Wir sehen uns zunächst (die Affen) an. Die sind lustig!
A
1e naamval (onderwerp)
B
3e naamval (meewerkend voorwerp)
C
4e naamval (lijdend voorwerp)

Slide 13 - Quiz

Am Nachmittag bringen wir (meine Cousinen) wieder nach Hause.
A
1e naamval (onderwerp)
B
3e naamval (meewerkend voorwerp)
C
4e naamval (lijdend voorwerp)

Slide 14 - Quiz

Na welke voorzetsels volgt de 3e naamval?

Slide 15 - Open question

Na welke voorzetsels volgt de 4e naamval (lijdend voorwerp)?

Slide 16 - Open question

Geef bij de volgende quiz vragen steeds aan of je een persoonlijk voornaamwoord of een bezittelijk voornaamwoord nodig hebt.

Slide 17 - Slide

Ist das.............Buch?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 18 - Quiz

Unser Auto ist kaputt. Kann ich bei......mitfahren?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 19 - Quiz

Ist das..........Jacke?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 20 - Quiz

Hey, da ist Martin, lass uns zu.......gehen.
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 21 - Quiz

Als je de uitgang van een onbepaald lidwoord of bezittelijk voornaamwoord wilt weten kijk je bij de........?
A
der-Gruppe
B
ein-Gruppe

Slide 22 - Quiz

De bepaalde lidwoorden en de woorden dies-, jed-, welch-, alle- , solch-, manch- horen bij de ......?
A
der-Gruppe
B
ein-Gruppe

Slide 23 - Quiz

Es gibt nur (een) Fehler (m) in der Klassenarbeit von Marit.
A
ein
B
einer
C
einen
D
einem

Slide 24 - Quiz

(De) Königin (v) hat sich schon wieder ein neues Kleid gekauft.
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 25 - Quiz

(Manch-) Leute (mv) sind wirklich nervig.
A
manche
B
mancher
C
manchen
D
manchem

Slide 26 - Quiz

Der Lehrer erklärt....(ons) die Matheaufgabe.
A
wir
B
uns
C
unser
D
unserem

Slide 27 - Quiz

Wir kaufen....(hem) etwas schönes.
A
er
B
ihm
C
ihn
D
sein

Slide 28 - Quiz

Ohne ..(jou) schaffe ich das nicht.
A
dir
B
dich
C
du
D
dein

Slide 29 - Quiz

Hast du die Goldene Uhr von ...(jouw) Großeltern (mv) geerbt?
A
dir
B
deinem
C
deinen
D
deiner

Slide 30 - Quiz

Am Ende der Stunde........
- weet je hoe je van een woord de stellende, vergrotende en overtreffende trap maakt, doordat je geoefend hebt.
- weet je hoe je de naamval vindt in een zin, bij welke groep het woord hoort en hoe je het woord vervoegt.

Slide 31 - Slide

Hausaufgaben
Machen: 
Lernen für die Klassenarbeit

Slide 32 - Slide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 33 - Slide

Tschüss :)

Slide 34 - Slide