Kapitel 2 Lektion 4 Grammatik naamvallen

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Klascode: 

• Setzt euch bitte (ga zitten)
• Handy im Rucksack
• Buch auf dem Tisch
• Laptop geschlossen
• Rucksack auf dem Boden

Was machen wir heute?

- Fragen zu Hausaufgaben?

- Wörter üben

- Grammatik naamvallen

- Modalverben üben

Kapitel 2 : Stuttgart

Stuttgart, Tiere, Natur & Umwelt

Aan het einde van deze les:

- kan ik m.b.v. stappenplan de 1e, 3e, 4e naamval gebruiken in een oefening

-weet ik hoe ik de modale werkwoorden kan oefenen

Was ist das? Notiere das Wort mit Artikel (lidwoord) und Plural (meervoud)

Was ist das? Notiere das Wort mit Artikel (lidwoord)

Was ist das? Notiere das Wort mit Artikel (lidwoord) und Plural (meervoud)

Was ist das? Notiere das Wort mit Artikel (lidwoord) und Plural (meervoud)

Was ist das? Notiere das Wort mit Artikel (lidwoord) und Plural (meervoud)

• Ich gebe meinem Bruder (m) den Ball (m).

• Wat is het onderwerp van deze zin?

• 'Ich'
• Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?
• 'meinem Bruder'
• Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
• den Ball

Ich                                      1e naamval: onderwerp

gebe

meinem Bruder (m)     3e naamval: meew. voorwerp

den Ball (m)                    4e naamval: lijdend voorwerp

Zusammen machen: Aufgabe 7+8

De naamvallen worden niet alleen veroorzaakt door de plaats van het zinsdeel, maar ook door bepaalde voorzetsels (K2) en werkwoorden (K3). 

Voorzetsels 3e naamval: 

aus, bei, mit, nach, seit, von, zu

Voorzetsel 4e naamval:

durch, für, gegen, ohne, um

Wat moet je kunnen voor de toets?

Juiste naamval maken bij zinsontleding. 

Juiste naamval maken bij voorzetsels (3e+4e).

Naamvallenschema krijg je erbij op de toets.

(Stappenplan niet)

Schau mit auf deinem Blatt (stappenplan + naamvallenstencil).

• ONTLEDEN
• (deze) ......... Frau (v) habe ich (een) ............ Schokolade (v) gegeben.
• Dieser Frau habe ich eine Schokolade gegeben.
• (Mijn)..... Vater(m) kauft (de) ....... Lampe (v). 
• Mein Vater kauft die Lampe.
• Ich habe gar (geen)....... Hunger (m). 
• Ich habe gar keinen Hunger.

.

• VOORZETSELS
  
• Seine Freunde wohnen seit (een).......... Monat (m) in Frankfurt.
• Seine Freunde wohnen seit einem Monat in Frankfurt.
• Warum hat sie nicht von (haar)...... Unfall (m) erzählt?
• Warum hat sie nicht von ihrem Unfall erzählt?
• Ist das für (jullie) ...... Zimmer (o)?
• Ist das für euer Zimmer?
• Wir fahren durch (het) ....... Land (o). 
• Wir fahren durch das Land.
• Wir fahren durch  (dit) Land (o).
• Wir fahren durch dieses Land.

.

1. Ga naar: www.verbuga.eu (kies links Verbuga Deutsch)
2. Kies bij Zeitformen: Präsens
3. Kies bij unregelmäßige Verben: dürfen/können/mögen/müssen/sollen/wissen/wollen
4. Kies grijze knop Bestätigen
5. Sla de pagina op in je favorieten
6. Oefenen kan ook in de digitale methode bij 'Versterk jezelf/werkwoorden/modale werkwoorden

Was?	L4 Aufgabe 9 + 11 L5 Aufgabe 1	S. 89/90
Wie?	individuell/zu zweit
Wie lange?	15 min
Hilfe?	Lernbox 4 + grammatica stencil	S. 108
Fertig?	L5 Aufgabe 2, 6 Modalverben üben	online
Hausaufgaben	L4 Aufgabe 9,11 L5 Aufgabe 1,2,6

Selbstständig an die Arbeit!

Lukt het om met het stappenplan tot de juiste naamval te komen?

Hoe ga je de modale werkwoorden oefenen voor de toets?

Nächste Stunde(n)

28. November: keine Stunden (alles na 4e valt uit)

2. Dezember: üben Grammatik & Modalverben

5. Dezember: Quiz & üben für Klassenarbeit

9. Dezember: Klassenarbeit K2 (week verzet!)

Wirft Müll weg!

Wartet bis es klingelt!

Stellt die Stühle unter den Tisch!

Danke schön !