Unit 4.2 Canada 26 February 23/24)

TOPIC: Canada
Unit 4
CANADA
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

TOPIC: Canada
Unit 4
CANADA

Slide 1 - Slide

Homework (Thursday 29-02)
Study: Sports 1 & 2

Paragraph 4.2:
• 1 t/m 7a (lees voor opdracht 7a de tip op blz 140)
• 8 t/m 12


Slide 2 - Slide

Let op...

14-03: luistertoets (maak je niet druk:)

Slide 3 - Slide

Today:

  • Welcome
  • Grammar: Tag questions
  • TASK (homework)

Slide 4 - Slide

Lesson goals
Students:
  • know what tag questions are and how to use them.




Slide 5 - Slide

Tag questions are...?
A
short trousers in questions
B
short questions
C
short answers at the beginning of a sentence
D
short questions at the end of a sentence.

Slide 6 - Quiz

You are a hockey player, ...
A
are you?
B
aren't you?

Slide 7 - Quiz

He is a hockey player,.........
A
is he?
B
isn't he?

Slide 8 - Quiz

Tag question (bijzin) = korte vraag achter een zin.
Basisregels:
  • Hoofdzin  & bijzin (= tag question)
  • Hoofdzin 'to be' of 'to have'                             --> herhalen in tag question
  • Hoofdzin 'can, will, should, would, could' --> herhalen in tag question
  • Als de bovenstaande woorden niet in de hoofdzin staan -->
       een vorm van 'to do' gebruiken in tag question! Bij he/she/it gebruik je does!
  • Altijd het persoonlijk voornaamwoord in de tag question herhalen van de hoofdzin!


Slide 9 - Slide

Tag question (bijzin) = korte vraag achter een zin.
Basisregels:
  • Hoofdzin  & bijzin (= tag question)
  • Hoofdzin 'to be' of 'to have'                             --> herhalen in tag question
  • Hoofdzin 'can, will, should, would, could' --> herhalen in tag question
  • Als de bovenstaande woorden niet in de hoofdzin staan -->
       een vorm van 'to do' gebruiken in tag question! Bij he/she/it gebruik je does!
  • Altijd het persoonlijk voornaamwoord in de tag question herhalen van de hoofdzin!

Let op bij deze onregelmatige vorm: 
  • I'm a good pianist, ___? aren't I?
  • I'm not a good pianist, ____? Am I?

Hoofdzin positief (+) = bijzin negatief (-)
Hoofdzin negatief (-) = bijzin positief (+)

Slide 10 - Slide

You're doing the run, __________?

Slide 11 - Open question

You don't want to play, ________?

Slide 12 - Open question

The cake isn't in the box, _____?

Slide 13 - Open question

John is a fantastic piano player, ____?

Slide 14 - Open question

How about your knowledge of tag questions?
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

TASK
Start with your homework.

Slide 16 - Slide