This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom
1. Herhaling woordenschat H3
2. Woordenschat H4
3. Zelfstandig werken
Slide 1 - Slide
Beeldspraak
- vergelijking
Hij (o) is zo sterk als een beer (b).
- metafoor
Zullen we die olifant (b) eens beklimmen?
- personificatie
Het schip danste op de golven.
- metonymia
Het hele hotel werd ziek.
Slide 2 - Slide
Asyndetische vergelijking
Bij een asyndetische vergelijking wordt er tussen het te vergelijken object en het beeld geen verbindingswoord gebruikt.
vb:
Karel, een echte angsthaas, was snel weg.
Zijn hoofd, een biet, sprak boekdelen.
Slide 3 - Slide
Homerische vergelijking
Vergelijking met allerlei bijzonderheden --> Homerus, de dichter van de Ilias en de Odyssee
Een breedsprakige vergelijking, waarbij de schrijver zo opgaat in het vergelijken, dat hij dingen noemt die geen verwantschap meer hebben met het beeld.
Slide 4 - Slide
Voorbeelden van een homerische vergelijking
Zoals in het begin van de lente Apollo voortgaat over de bergruggen bij het eiland Delos en de reidansen opnieuw instudeert, zo ging Aenas zelf.
zoals de zon in mei,
de warme zomerdag in juni,
en de stranddag in juli,
zo heb ik graag een vrije dag.
Slide 5 - Slide
Synesthesie
Een combinatie van de indrukken van verschillende zintuigen
Synesthesie kan worden gezien als een bijzondere vorm van de metafoor.
Christines heldere ogen, fijn kristal, schitterden in de lage avondzon.
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie
Slide 7 - Quiz
Uit zijn mond vloeien zoete woorden, zodra hij Agnes ziet.
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie
Slide 8 - Quiz
Zoals een mobiele telefoon de stilte kan verstoren wanneer die plotseling luid begint te piepen in een volle zaal, zo was de kreet van de verwarde man tijdens de herdenking een ergerlijke verstoring van de stille plechtigheid.
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie
Slide 9 - Quiz
Door de fraaie nazomer heeft de wijn een ronde smaak gekregen.
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie
Slide 10 - Quiz
Helena sprong gracieus over het hekje en holde naar de ijscokar als een hinde die het voorjaar ruikt en de waterbron opzoekt om haar dorst te lessen.
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie
Slide 11 - Quiz
Franka heeft haar vriendje Trevis, die trouwe hond, volledig in haar macht.
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie
Slide 12 - Quiz
https:
Slide 13 - Link
Metonymia
Kort overzicht daarvan komt in Teams
Slide 14 - Slide
Woordenschat H4
Stijlfiguren:
1. Herhaling (repetitio)
2. Enumeratio (opsomming)
3. Tegenstelling
4. Litotes (dubbele ontkenning)
5. Eufemisme (verzachten)
6. Hyperbool (overdrijven)
7. Understatement (onderdrijven)
Slide 15 - Slide
Er klopt iets niet..
1. We tekenden een ronde cirkel in de sneeuw.
2. Ik kreeg een gratis cadeautje.
Slide 16 - Slide
Wat klopt er volgens jou niet? 1. We tekenden een ronde cirkel in de sneeuw. 2. Ik kreeg een gratis cadeautje.
Slide 17 - Open question
Dubbelop.. is fout
Een cirkel is al rond.
Cadeau is al gratis.
3 Stijlfouten.
1. Pleonasme
2. Tautologie
3. Contaminatie
Slide 18 - Slide
Pleonasme
Eigenschap die al in een zaak zit nog extra herhalen.
Witte sneeuw (sneeuw is altijd wit)
Tot later uitstellen (uitstellen = al later)
Uiterste limiet (limiet of uiterste)
Slide 19 - Slide
Tautologie
Ook weer dubbelop, maar het zit niet per se in de zaak.
Je zegt 2 keer hetzelfde begrip
Ik heb al reeds een vakantie geboekt.
(al en reeds betekenen hetzelfde)
Ik ben haast bijna op kantoor.
(haast en bijna betekenen hetzelfde)
Slide 20 - Slide
Pas op: tautologie als stijlfiguur
Tautologie kan een stijlfiguur zijn.
Bar en boos
Gratis en voor niets
Altijd en eeuwig
Slide 21 - Slide
Contaminatie
De favoriet van elke docent:
Niet uitprinten! Maar...
printen of uitdraaien
Niet zich beseffen, maar...
zich realiseren of beseffen
Slide 22 - Slide
Contaminatie
Contaminatie = letterlijk vervuiling
Twee dingen die ongeveer hetzelfde betekenen gooi je door elkaar.
Slide 23 - Slide
Aan het werk
Maak nu van Woordenschat H4 opdr. 1, 5, 6 en 7.
Vind je opdracht 1 lastig? Maak dan ook opdr. 3 en 4.