Lees de situaties. Wat doe jij in die situatie? Wat zeg je?
Slide 2 - Slide
Gesprekken
Bespreek de situaties met elkaar. Zijn jullie het met elkaar eens?
Wat doe je?
Wat zeg je?
Slide 3 - Slide
Situatie A
Een klasgenoot rookt steeds vaker hasj. Hij ziet er slecht uit en komt vaak te laat op school. De mentor zegt er niets van. Wat doe je? Wat zeg je?
Slide 4 - Slide
Situatie B
Je staat bij de bushalte. Je ziet dat een jongen van jouw school door onbekende jongens wordt geslagen. Wat doe je? Wat zeg je?
Slide 5 - Slide
Situatie C
Je merkt dat iemand op internet jouw gegevens heeft gebruikt. Wat doe je? Hoe reageer je?
Slide 6 - Slide
Situatie D
Een vriendin heeft verkering met een jongen. Je denkt dat hij een loverboy is. Wat doe je? Wat zeg je?
Slide 7 - Slide
Situatie E
Je wordt op Facebook gepest door leerlingen van school. Wat doe je? Hoe reageer je?
Slide 8 - Slide
Situatie F
Je hebt een vriend. Hij heeft vaak blauwe plekken op zijn lichaam. Je denkt dat zijn vader hem slaat. Wat doe je? Wat zeg je?
Slide 9 - Slide
Situatie G
Je gaat met een groep vrienden en vriendinnen naar de discotheek. De man bij de deur wil jullie niet binnenlaten. Hij zegt dat het te druk is. Even later mogen twee blonde Nederlandse jongens wel naar binnen. Wat doe je? Wat zeg je?
Slide 10 - Slide
Situatie H
Je zag laatst dat een leerling een mes in zijn kluisje had liggen. Je hebt niet goed gezien wat voor mes het was. Wat het een zakmes of een ander mes? Wat doe je? Wat zeg je?
