11.3 Zwangerschap

H11 Voortplanting
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H11 Voortplanting

Slide 1 - Slide

Koppel de woorden aan de cijfers 
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Teelbal
Prostaat
Bijbal
Urineblaas
Penis
Urinebuis
Zaadleider
Zaadblaasje

Slide 2 - Drag question

Baarmoeder
Eicel
Vagina
Eileider
Eierstok
Baarmoederwand

Slide 3 - Drag question

Waarin liggen de eicellen?
A
Eierstokken
B
Baarmoeder
C
Eileider
D
Vagina

Slide 4 - Quiz

Menstruatiecyclus

Slide 5 - Slide


Wat gebeurt er tijdens dag
1 t/m 5
A
Ovulatie
B
Innesteling
C
Menstruatie
D
Bevalling

Slide 6 - Quiz

Waarvoor dient de opbouw van het baarmoederslijmvlies?
A
Om bevruchting mogelijk te maken
B
Om innesteling mogelijk te maken
C
Om menstruatie mogelijk te maken

Slide 7 - Quiz

Wanneer is een vrouw het meest vruchtbaar?
A
Vlak na de menstruatie
B
Vlak voor de menstruatie
C
Vlak na de eisprong
D
Vlak voor de eisprong

Slide 8 - Quiz

Bevruchting
  • Wanneer de kern van de zaadcel en de eicel met elkaar versmelten!

Slide 9 - Slide

Daarna...
  • Bevruchte eicel gaat delen, dit gebeurt al in de eileider.
  • Bolletje cellen komt aan in de baarmoeder na 4/5 dagen.

  • Innesteling: bolletje cellen zet zich vast in het baarmoederslijmvlies.

Slide 10 - Slide

Voorbehoedsmiddelen

Slide 11 - Mind map

Zwangerschap voorkomen
  • Condoom: voorkomt dat zaadcellen bij de eicel komen. Beschermt ook tegen SOA's.
  • Pil, anticonceptiepleister/ hormoonstaafje: voorkomt dat de eicel rijpt en voorkomt ovulatie. 
  • Spiraaltje: voorkomt innesteling van het embryo.
  • Sterilisatie: eileiders of zaadleiders doorgesneden.

Slide 12 - Slide

Onbetrouwbare methoden
  • Coitus interruptus: trekt de man zijn penis terug uit de vagina voordat hij klaarkomt. 

  • Periodieke onthouding: heeft het stel geen geslachtsgemeenschap tijdens de vruchtbare periode. 

Slide 13 - Slide

11.3 Zwangerschap

Slide 14 - Slide

Leerdoelen
  • Je leert hoe bij een zwangerschap het kindje groeit bij een zwangerschap;
  • Hoe het geboren wordt;
  • Hoe tweelingen ontstaan.

Slide 15 - Slide

Hoe veranderen
moeder en kind?

Veranderingen bij het kind:
  • In de eerste 12 (+/-3maanden) weken  ontstaan alle organen (embryonale fase).
  • Embryo het bolletje cellen dat innestelt in het baarmoederslijmvlies. 
  • Na 12  noem je het ongeboren kind een foetus. De meeste organen zijn nu gevormd, het kindje groeit nu vooral.

De ontwikkelingen in de eerste 12 weken

Slide 16 - Slide

Hoe veranderen
moeder en kind?

Veranderingen bij de moeder:
  • In de eerste 12 weken niet veel te zien.
  • Na 20 weken: buik wordt dikker na 20 weken en kan het kindje voelen bewegen
  • Het kindje blijft groeien, daardoor komen de organen in verdrukking.
  • Melkklieren in de borsten groeien, de vrouw kan de baby na de geboorte moedermelk geven.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Hoe leeft het kindje in de baarmoeder?
  • Om het embryo heen zitten vruchtvliezen en vruchtwater.

  • Deze beschermen het embryo tegen: stoten, uitdroging en temperatuurswisseling.

  • In het vruchtwater kan het kind zich makkelijk bewegen.



Slide 19 - Slide

De navelstreng
  • Verbindt de foetus met de placenta.
  • Door de navelstreng lopen drie bloedvaten:
  • Een navelstrengader => vervoert voedingsstoffen en zuurstof naar het kind.
  • Twee navelstrengslagaders => vervoeren afvalstoffen naar de moeder.

Slide 20 - Slide

Welke stoffen gaan vanuit de foetus naar de moeder toe?
A
Koolstofdioxide
B
Zuurstof
C
Water
D
Voedingsstoffen

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Placenta (moederkoek)
  • Deel van de baarmoederwand waar stoffen worden uitgewisseld:
  •  Zuurstof en voedingsstoffen, gaan van het bloed van de moeder naar het bloed van het kindje.
  • De afvalstoffen van het kindje, zoals koolstofdioxide, gaan van het bloed van het kindje naar het bloed van de moeder.

Slide 23 - Slide

Hoe krijgt een embryo halverwege de zwangerschap zuurstof?
A
Via zijn/haar longen
B
Via het vruchtwater
C
Via de placenta
D
Het embryo heeft geen zuurstof nodig

Slide 24 - Quiz

even oefenen!
Placenta
Foetus
Vruchtvliezen
Vruchtwater
Navelstreng

Slide 25 - Drag question

Schadelijke stoffen
  • Nicotine, alcohol, drugs en rodehond (virus) zijn schadelijk.
  • Slechtere groei en kans op afwijkingen en overlijden.
  • Foetaal Alcohol Syndroom (FAS). 

Slide 26 - Slide

Hoe gaat de bevalling?

  • Een zwangerschap duurt gemiddeld 40 weken. 
  • De bevalling begint met weeën:
  • bij een wee trekken de spieren in de baarmoederwand samen;
  • de baarmoedermond gaat door weeën open
 

Slide 27 - Slide

Waarom zijn weeën noodzakelijk als een baby geboren moet worden?

Slide 28 - Open question

Drie fasen van de bevalling

Slide 29 - Slide

Ontsluiting
  •  Door weeën gaat de baarmoedermond open.

  •  Vruchtvliezen breken.

Slide 30 - Slide

Uitdrijving
  • Als de baarmoedermond ver genoeg open is.

  • Pers weeën duwen de baby naar buiten.

Slide 31 - Slide

Nageboorte
  • Wee duwt de moederkoek, vruchtvliezen en de rest van de navelstreng naar buiten.

Slide 32 - Slide

Wat gebeurt er bij de nageboorte?

Slide 33 - Open question

Hoe ontaat een tweeling?
  • Een eeneiige tweeling ontstaat uit één eicel en één zaadcel.
  • Altijd van hetzelfde geslacht en lijken op elkaar.

  •     Een twee-eiige tweeling ontstaat uit twee eicellen en twee zaadcellen.
  • Kunnen ander geslacht hebben.

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Video

Huiswerk
  • Hoofdstuk 11: Voortplanting
  • 11.3 Zwangerschap
  • Opdracht 1 t/m 23. 

Slide 36 - Slide