adverb or adjective

adverb adjective
The ANGRY teacher shouted ANGRILY.
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

adverb adjective
The ANGRY teacher shouted ANGRILY.

Slide 1 - Slide

Today's lesson:
Grammar
adjectives + adverbs
lesson up


 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord (adjective)
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een
zelfstandig naamwoord.

Zelfstandig naamwoorden zijn mensen, dieren, dingen
en je kunt er vaak de, het of een voor zetten.

Slide 4 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord (adjective)
Het mooie meisje
Een makkelijk vak
De fantastische show
De groene auto
-> The beautiful girl
-> An easy subject
-> The fantastic show
-> The green car

Slide 5 - Slide

Bijwoord (adverb)
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord (de manier waarop iets gebeurt, actie in de zin).

Een werkwoord is iets wat je kunt doen: doewoord.
fietsen - schrijven
praten - kijken
koken - slapen

Slide 6 - Slide

Bijwoord (adverb)
Madonna sings beautifully.
("beautifully" zegt iets over de manier van zingen.)

The dog ate slowly.
("slowly" zegt iets over de manier van eten)

We walk quickly.
("quickly" zegt iets over de manier van lopen)



Slide 7 - Slide

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.
beautiful
careful
nice
slow
quick

-> beautifully
-> carefully
-> nicely
-> slowly
-> quickly

Slide 8 - Slide

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.
Bijwoorden die eindigen op
-le wordt -ly



terrible
horrible
incredible
-> terribly
-> horribly
-> incredibly

Slide 9 - Slide

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.
Bijwoorden die eindigen op:
medeklinker + -y wordt  -ily


easy
happy
angry
-> easily
-> happily
-> angrily

Slide 10 - Slide

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.
Bijwoorden die eindigen op:
-ic wordt -ally

fantastic
classic
ironic
-> fantastically
-> classically
-> ironically

Slide 11 - Slide

ww over zintuigen

- na de volgende ww geen adverb.
taste-feel-sound-look-smell
heeft te maken met zintuigen.
The rose smells nice. (niet smells nicely)

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide


This hamburger tastes ...
A
awful
B
awfully

Slide 14 - Quiz


He drives the car ...
A
carefully
B
careful

Slide 15 - Quiz

This cake looks really ...
A
good
B
well

Slide 16 - Quiz


You can ... open the box.
A
easy
B
easily
C
easyly
D
easly

Slide 17 - Quiz

A word that tells you something about an object or a person. For example what it looks like. 
A word that usually describes an action, it is something you can do.
A word that identifies people, objects, ideas, places etc.
A word that is used to change the meaning of a verb, an adjective or another adverb
ADJECTIVE
VERB
ADVERB
NOUN

Slide 18 - Drag question

Adverbs
Adjectives
Adverb or Adjective?
      (20 points)
Magnificent
Never
Heroic
Always
Sadly
Bad
Amazingly
Horrible
Terribly

Slide 19 - Drag question

Her hair falls .... without her trying.
A
perfect
B
perfectly
C
off
D
down

Slide 20 - Quiz

We found love in a .... way .
A
hopeless
B
hopelessly
C
wonderful
D
wonderfully

Slide 21 - Quiz

That planet Earth turns ...
A
slow
B
slowly
C
surely
D
around

Slide 22 - Quiz

We want everything to run ... so we are preparing really ...
A
smooth, well
B
good, good
C
smoothly, well
D
smooth, good

Slide 23 - Quiz

The mechanic's tools were ...
The foreman said his work was ... done.
A
good, good
B
good, well
C
well, good
D
well, well

Slide 24 - Quiz

He is really ... and he ... tries.
A
lazy, hard
B
lazily, hard
C
lazy, hardly
D
lazily, hardly

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Link