Hoofdstuk 5.3 Produceren Basis 3 Pincode 7e editie

Welkom bij Economie
  • leg je telefoon in de telefoontas/ kluis
  • jas in de kluis/ kapstok
  • ga rustig zitten
  • leg je boek en pen op tafel en start je divice op
  • als de timer gaat is iedereen stil

Vraag van de dag: wat is winst?
timer
5:00
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Welkom bij Economie
  • leg je telefoon in de telefoontas/ kluis
  • jas in de kluis/ kapstok
  • ga rustig zitten
  • leg je boek en pen op tafel en start je divice op
  • als de timer gaat is iedereen stil

Vraag van de dag: wat is winst?
timer
5:00

Slide 1 - Slide

Agenda
  1. Leerdoelen
  2. terugblik paragraaf 5.3
  3. Uitleg winst
  4. Aan de slag
  5. Terugblik op de les

Slide 2 - Slide

Hoe bereken je de verkoopprijs?

Verkoopprijs=...
A
Winst x Verlies
B
Verkoopprijs - Afzet
C
Brutowinst opslag x Verlies
D
Inkoopprijs + Brutowinst opslag

Slide 3 - Quiz

Je koopt een iPhone in voor €900 je brutowinst opslag is 50%. wat is je verkooprijs?
A
€450
B
€1.000
C
€1350
D
€8621

Slide 4 - Quiz

Wat is de brutowinst opslag?
A
De inkoopprijs.
B
Het verlies.
C
Het bedrag dat de winkelier bij de inkoopprijs optelt.
D
Het hele bedrag dat de klant moet betalen voor het product.

Slide 5 - Quiz

Je koopt een iPhone in voor €900 je brutowinst opslag is 50% en de btw is 21 %. Wat is je consumentenprijs?
A
€1.556
B
€1.633,50
C
€1350
D
€ 1.450

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Met Afzet bedoelen we
A
De opbrengst van de verkochte goederen
B
Het aantal verkochte goederen
C
De Bruto Winst van de verkochte goederen
D
De Netto Winst van de verkochte goederen

Slide 12 - Quiz

Hoe bereken je de omzet van een bedrijf
A
Netto winst - bedrijfskosten
B
Afzet x verkoopprijs per product
C
Inkoopwaarde + bruto winstopslag
D
Bruto winst - inkoop

Slide 13 - Quiz

Herr BV heeft een goede maand Juni gehad. De volgende gegevens zijn bekend; omzet = € 45.000, De inkoopwaarde van de omzet bedroeg € 25.000 en de bedrijfskosten waren € 15.000. Wat is de bruto winst?
A
€ 20.000
B
€ 5.000
C
€ 30.00
D
€ 10.000

Slide 14 - Quiz

Je verkoopt 100 appeltaartenvoor €3,-.
Inkoop van de appeltaart is €1,-.
Overige kosten €100,-.
Wat is je netto winst?

A
300-200=100
B
€3-€1-€100=€-96,- verlies + 300 afzet = €204,- winst
C
Afzet - inkoop + overige kosten= €200,-
D
Afzet-inkoop-overige kosten = €100,-

Slide 15 - Quiz

Netto winst=
A
Bruto winst - overige kosten
B
Overige kosten
C
Aantal verkochte producten
D
Afzet x verkoopprijs

Slide 16 - Quiz

Opgaven maken
wat?  5.3
hoe?  zelfstandig en alleen
Vragen? zachtjes overleg met buurman en vinger in de lucht
Klaar? Maak de rest van het hoofdstuk af, daarna samenvatting.
Oortjes? mag, 1 playlist. geen oortjes delen.




timer
0:15

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Denk aan huiswerk!
En tot de volgende les!

Slide 19 - Slide