lidwoorden/ geslacht zelfstandige naamwoorden + zelfst.nw naar pers.vnw
Duits: der, die, das...
1 / 31
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1
This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Duits: der, die, das...
Slide 1 - Slide
Leerdoel
Jullie kennen de hoodregels voor het geslacht van zelfstandige naamwoorden en kunnen deze toepassen.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Onthouden!
Meervoud krijgt altijd het lidwoord "die"
die Kinder
die Eltern
die Süßigkeiten
Slide 9 - Slide
Junge
A
die
B
der
C
das
Slide 10 - Quiz
Kind
A
die
B
der
C
das
Slide 11 - Quiz
Mädchen
A
das
B
die
C
der
Slide 12 - Quiz
Onkel
A
die
B
der
C
das
Slide 13 - Quiz
Lehrerin
A
der
B
das
C
die
Slide 14 - Quiz
Kater
A
die
B
das
C
der
Slide 15 - Quiz
Opa
A
der
B
die
C
das
Slide 16 - Quiz
Pferd (paard)
A
das
B
die
C
der
Slide 17 - Quiz
Buch
A
die
B
das
C
der
Slide 18 - Quiz
vrouwelijke personen, dieren en beroepen krijgen het lidwoord..
A
...die
B
...der
C
...das
Slide 19 - Quiz
Mannelijke personen, dieren en beroepen krijgen het lidwoord ...
A
...das
B
...die
C
...der
Slide 20 - Quiz
Nederlandse het-woorden krijgen meestal in het Duits het lidwoord....
A
...der
B
...das
C
...die
Slide 21 - Quiz
Grammatik C
Slide 22 - Slide
Wat betekenen de woorden er / sie / es?
Slide 23 - Open question
Hoe noem je dit soort woorden?
A
lidwoorden
B
persoonlijk voornaamwoorden
C
zelfstandig aamwoorden
D
werkwoorden
Slide 24 - Quiz
er/sie/es
er -> hij
sie -> zij
es -> het
deze woorden noem je persoonlijk voornaamwoorden
Slide 25 - Slide
er/sie/es
Je gaat van het idwoord en het zelfstandig naamwoord nu persoonlijke voornaamwoorden maken. Je vervangt dus het lidwoord en zelfstandig naamwoord door één ander woord
Dus bijv.
der Mann er
die Frau sie
das Kind es
Slide 26 - Slide
er/sie/es
Hoe weet je nou, wanneer je er, sie of es moet gebruiken?