1mh 18/05/21

Du hast 3 min für:


Je hebt 3 min om: 
  • te gaan zitten
  • jas uit
  • oortjes uit
  • mobiel in je tas
  • laptop gesloten op tafel
  • boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00
1 / 16
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Du hast 3 min für:


Je hebt 3 min om: 
  • te gaan zitten
  • jas uit
  • oortjes uit
  • mobiel in je tas
  • laptop gesloten op tafel
  • boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

In 3 min geschafft?




Punkt für die Klasse!
In 3 min nicht geschafft?
Punkt für Dozent
Nach 3 Stunden:
Die Klasse hat die meisten Punkte?

Slide 3 - Slide

Wat betekenen de woorden er/sie/es?

Slide 4 - Open question

Hoe noem je dit soort woorden?
A
lidwoorden
B
persoonlijke voornaamwoorden
C
zelfstandige naamwoorden
D
werkwoorden

Slide 5 - Quiz

er/sie/es
er  ->hij
sie ->zij
es  ->het
Deze woorden noem je persoonlijke voornaamwoorden

Slide 6 - Slide

er/sie/es
Je gaat van het lidwoord en het zelfstandig voornaamwoord nu een persoonlijk voornaamwoord maken. Je vervangt dus het lidwoord en het zelfstandig naamwoord door één ander woord.

Bijvoorbeeld:
der Mann -> er
die Frau    -> sie
das Kind   -> es

Slide 7 - Slide

er/sie/es
Hoe weet je nou, wanneer je er/sie of es moet gebruiken?


Ezelsbruggetje:


der Mann -> er
die Frau    -> sie
das Kind   -> es

Slide 8 - Slide

Die Katze vervangen we door..........
A
er
B
sie
C
es

Slide 9 - Quiz

das Flugzeug vervangen we door.......
A
er
B
sie
C
es

Slide 10 - Quiz

Monika vervangen we door.........
A
er
B
sie
C
es

Slide 11 - Quiz

Aufgaben machen
  • Online maken: Kapitel 2, Lektion 2 
  • Opdracht 9 en opdracht 10
  • Zelfstandig (niet praten)
  • Hulp: bladzijde 58 in het boek
  • Klaar: Lektion 3, opdracht 2, hulp op bladzijde 85
timer
10:00

Slide 12 - Slide

Was hast du gelernt?

Slide 13 - Slide

Bekijk bladzijde 61 in je boek of online Kapitel 2 Lektion 3 opdracht 3.
verschillende soorten huizen

der Bauernhof = de boerderij
das Einfamilienhaus = de eengezinswoning
das Hochhaus = de flat
das Reihenhaus = het rijtjeshuis
die Villa = de villa
die Wohnung = het appartement

windrichtingen

Norden/ Osten/ Süden/ Westen






Slide 14 - Slide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren
  • na startsignaal: inpakken
  • wel blijven zitten - stil
  • dan sluit ik de les af!
  • dan: klaar :)
timer
1:00

Slide 15 - Slide

Hausaufgaben
Maken: Kapitel 2, Lektion 3, opdracht 1, 3 en 4
Opdracht 1
  • Zet eerst de zelfstandige naamwoorden in de juiste emmer
  • Gebruik hiervoor de regels van der, die en das op blz. 52
  • Vervang het dikgedrukte zelfstandig naamwoord door er/sie/es.
Opdracht 3
  • Maak de zinnen af
Opdracht 4
  • Luister naar de Redemittel en lees mee

Slide 16 - Slide