This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Du hast 3 min für:
Je hebt 3 min om:
te gaan zitten
jas uit
oortjes uit
mobiel in je tas
laptop gesloten op tafel
boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
In 3 min geschafft?
Punkt für die Klasse!
In 3 min nicht geschafft?
Punkt für Dozent
Nach 3 Stunden:
Die Klasse hat die meisten Punkte?
Slide 3 - Slide
Wat betekenen de woorden er/sie/es?
Slide 4 - Open question
Hoe noem je dit soort woorden?
A
lidwoorden
B
persoonlijke voornaamwoorden
C
zelfstandige naamwoorden
D
werkwoorden
Slide 5 - Quiz
er/sie/es
er ->hij
sie ->zij
es ->het
Deze woorden noem je persoonlijke voornaamwoorden
Slide 6 - Slide
er/sie/es
Je gaat van het lidwoord en het zelfstandig voornaamwoord nu een persoonlijk voornaamwoord maken. Je vervangt dus het lidwoord en het zelfstandig naamwoord door één ander woord.
Bijvoorbeeld:
der Mann -> er
die Frau -> sie
das Kind -> es
Slide 7 - Slide
er/sie/es
Hoe weet je nou, wanneer je er/sie of es moet gebruiken?
Ezelsbruggetje:
der Mann -> er
die Frau->sie
das Kind->es
Slide 8 - Slide
Die Katze vervangen we door..........
A
er
B
sie
C
es
Slide 9 - Quiz
das Flugzeug vervangen we door.......
A
er
B
sie
C
es
Slide 10 - Quiz
Monika vervangen we door.........
A
er
B
sie
C
es
Slide 11 - Quiz
Aufgaben machen
Online maken: Kapitel 2, Lektion 2
Opdracht 9 en opdracht 10
Zelfstandig (niet praten)
Hulp: bladzijde 58 in het boek
Klaar: Lektion 3, opdracht 2, hulp op bladzijde 85
timer
10:00
Slide 12 - Slide
Was hast du gelernt?
Slide 13 - Slide
Bekijk bladzijde 61 in je boek of online Kapitel 2 Lektion 3 opdracht 3.
verschillende soorten huizen
der Bauernhof = de boerderij
das Einfamilienhaus = de eengezinswoning
das Hochhaus = de flat
das Reihenhaus = het rijtjeshuis
die Villa = de villa
die Wohnung = het appartement
windrichtingen
Norden/ Osten/ Süden/ Westen
Slide 14 - Slide
Abschluss
Niet inpakken - luisteren
na startsignaal: inpakken
wel blijven zitten - stil
dan sluit ik de les af!
dan: klaar :)
timer
1:00
Slide 15 - Slide
Hausaufgaben
Maken: Kapitel 2, Lektion 3, opdracht 1, 3 en 4
Opdracht 1
Zet eerst de zelfstandige naamwoorden in de juiste emmer
Gebruik hiervoor de regels van der, die en das op blz. 52
Vervang het dikgedrukte zelfstandig naamwoord door er/sie/es.