This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Aardrijkskunde les 2
Les 2: de aarde
15-05-2020
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Tip
Studiopabo.nl
Oefenmateriaal
en dagelijke toetsen voor alle vier de zaakvakken.
Slide 3 - Slide
Lesdoelen
De student kan de werking van eb en vloed uitleggen.
De student kan uitleggen hoe seizoenen ontstaan.
De student kan de werking van vulkanen uitleggen.
De student kan uitleggen hoe aarbevingen ontstaan.
Slide 4 - Slide
Wat zijn de twee randvoorwaarden om gemakkelijker kennis toe te passen in schoolaardrijkskunde?
Slide 5 - Open question
Hoe heten de zeven continenten op aarde?
Slide 6 - Open question
Slide 7 - Slide
De aarde in het zonnestelsel
Vanuit de ruimte ziet de aarde er uit als een blauwe planeet.
Tweederde van onze planeet bestaat uit water.
De atlantische oceaan en de stille oceaan zijn de grootste wateropvlakten.
In ons zonnestelsel kennen we negen planeten, inclusief de aarde.
Fun fact: de planeten zijn vernoemd naar Romeinse en Griekse goden.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
De vier seizoenen
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Hoe werkt eb en vloed?
Slide 12 - Open question
Eb en vloed
Onze maan draait in 27 dagen om de aarde, dezelfde kant van de maan staat naar de aarde toegekeerd.
Het zeewater staat onder aantrekkingskracht van de maan, de zon en een kracht die ontstaat door de draaiing van de aarde.
Gevolg: Als het ware krijg je op aarde twee waterbulten waar het vloed is en tussen die bulten is het eb.
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
Aardbevingen en vulkanen.
De gemiddelde dikte van de aardkorst is 25 a 30 kilometer.
Daaronder bevindt zich de mantel met magma wat een 1200 graden celsius is.
Aardbevingen en vulkanen komen voor waar breuklijnen in de aardkorst zitten, de aardkorst bestaat uit zes platen die langs breuklijnen bewegen, maar dat gaat schoksgewijs.
Slide 15 - Slide
Vulkanen
Twee soorten vulkanen.
Kegelvulkaan
Schildpadvulkaan
Slide 16 - Slide
Rivieren
Rivieren ontspringen in hogere gebieden. Stroomafwaarts krijgen ze steeds meer water van zijrivieren. Dit water stroomt naar lager gelegen gebieden en mond uiteindelijk uit in zee.
Waar de hoogte gering is of water makkelijk blijft staan vormen zich meren.