WERKWOORDSPELLING 3 VMBO BK : bij schrijven 2

WERKWOORDSPELLING
Na deze les weet jij precies hoe het zit met d's, t's en dt's
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3,4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

WERKWOORDSPELLING
Na deze les weet jij precies hoe het zit met d's, t's en dt's

Slide 1 - Slide

Welke werkwoordsvormen
ken je allemaal?

Slide 2 - Mind map

Wat zijn werkwoorden? 

Slide 3 - Slide

De persoonsvorm vinden
Wat is de persoonsvorm? 



Slide 4 - Slide

De persoonsvorm vinden
Even herhalen:
Hoe kun je de persoonsvorm vinden?


timer
0:20

Slide 5 - Slide

Ik kan de persoonsvorm vinden:
Kan ik de persoonsvorm vinden?          |       Ik kon de persoonsvorm vinden    
De zin vragend maken
De zin in een andere tijd zetten (toekomst/verleden)
- Het werkwoord voorin de zin is de         persoonsvorm

- Let op: vraagwoorden zijn geen werkwoorden, dus tellen niet mee!
- Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Slide 9 - Open question

Moet je de persoonsvorm spellen en moet de zin in de tegenwoordige tijd, dan:


ik = ik-vorm
jij/hij/zij = ik-vorm + t
wij/jullie/zij = hele werkwoord







Slide 10 - Slide

Ik ........... (vieren) mijn verjaardag in september
A
vier
B
viert
C
vierd
D
vierdt

Slide 11 - Quiz

Janneke ......... (worden) volgende week 16 jaar.
A
word
B
wort
C
wordt

Slide 12 - Quiz

verleden tijd
nu is het van belang dat je het verschil kent tussen een zwak en sterk werkwoord

Slide 13 - Mind map

Verleden tijd
Is het woord dat je moet spellen de persoonsvorm van een sterk werkwoord?

Dan schrijf je gewoon op wat je hoort:
lopen - liepen
kijken - keken
eten - aten

Slide 14 - Slide

Verleden tijd
Is het woord dat je moet spellen de persoonsvorm van een zwak werkwoord?

Dan is het de ik-vorm + de(n) of  te(n)
ik beantwoord --> beantwoordde
ik leef --> leefde
ik schop --> schopte



Slide 15 - Slide

Wanneer de(n) en wanneer te(n)
Hij ...[geloven] niets van jouw verhaal.
langer maken en bij twijfel 'T eX KoFSCHiP  gebruiken

hele werkwoord = geloven
ik-vorm = geloof
stam = gelov
Zit de laatste letter van de stam in  'T eX KoFSCHiP
Dan gebruik je te(n)


Slide 16 - Slide

Hij .....[branden] zijn billen aan de kachel. (v.t.)

Slide 17 - Open question

In de winkel .... [passen] Jessica een nieuwe broek. (v.t.)

Slide 18 - Open question

Michael en José ..... [missen] de bus naar school. (v.t.)

Slide 19 - Open question

Het .... [misten] zo erg dat we de huizen niet zagen. (v.t.)

Slide 20 - Open question

Voltooid deelwoord
Gebruik  'T eX KoFSCHiP

Hij gelooft mij nooit.
Hij heeft mij nooit geloofd.

Want --> geloven - gelov
v zit niet in  T eX KoFSCHiP ,   dus d

Slide 21 - Slide

Ik heb gisteren buiten ......
A
gespeelt
B
gespeeldt
C
gespeeld

Slide 22 - Quiz

Heb jij jouw kamer al .....
A
opgeruimt
B
opgeruimdt
C
opgeruimd

Slide 23 - Quiz

Wij hebben onze vakantie vorige week .....
A
geboekt
B
geboekdt
C
geboekd

Slide 24 - Quiz

Onderweg naar school ben ik .....
A
verdwaalt
B
verdwaaldt
C
verdwaald

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Wat vond je van deze les?

Slide 27 - Mind map