This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Wat weet jij al over de ramadan?
Slide 1 - Mind map
Vraag over de inleiding
Slide 2 - Slide
Wat is de ramadan?
Slide 3 - Open question
Vragen bij:
de islamitische kalender
Slide 4 - Slide
Hoe komt het dat de ramadan ieder jaar eerder begint?
Slide 5 - Open question
Waarom is het vasten zwaarder in de zomer? Noem twee redenen.
Slide 6 - Open question
Vraag bij: verplichting
Slide 7 - Slide
Welke drie belangrijke ideeën zitten er achter de ramadan?
Slide 8 - Open question
Vraag bij: uitzonderingen
Slide 9 - Slide
Wie hoeven er niet te vasten?
Slide 10 - Open question
Vraag bij: Suikerfeest
Slide 11 - Slide
Wat hoort er allemaal bij het Suikerfeest? Noem vijf dingen.
Slide 12 - Open question
In de inleiding staat dat de ramadan waarschijnlijk op dinsdag 13 april begint. In welk stukje wordt uitgelegd waarom dit nog niet helemaal zeker is?
A
De islamitische kalender
B
Verplichting
C
Uitzonderingen
D
Suikerfeest
Slide 13 - Quiz
Wat betekent 'de beproeving' in regel 11?
A
een ernstige situatie
B
een nare gebeurtenis
C
een simpele oplossing
D
een zware test
Slide 14 - Quiz
In r. 14 staat: Het vasten tijdens de ramadan is een van de verplichtingen van de islam. Net als de bedevaart naar Mekka. Met welke signaalwoorden zou je dit in één zin kunnen zeggen? Er zijn twee antwoorden goed.
A
bijvoorbeeld
B
in tegenstelling tot
C
niet alleen ... maar ook
D
zowel ... als
Slide 15 - Quiz
In r. 18-19 staat dat: Het is een tijd van bezinning. Wat betekent de bezinning?
A
het helpen
B
het nadenken
C
het ontdekken
D
het schrijven
Slide 16 - Quiz
Lees r. 22-24. Wat geldt er voor mensen die niet kunnen of hoeven te vasten? Er zijn twee antwoorden goed.
A
Ze moeten een offer brengen.
B
Ze moeten het vasten later inhalen.
C
Ze moeten vaker bidden.
D
Ze moeten vasten als de zon onder is.
Slide 17 - Quiz
Kijk in het stukje Suikerfeest. Wat staat er vooral in dit stukje?
A
waarom veel mensen Suikerfeest vieren
B
wat er dit jaar anders is bij het Suikerfeest
C
wat het Suikerfeest allemaal inhoudt
D
welke cadeaus mensen elkaar geven met het Suikerfeest
Slide 18 - Quiz
Wat kun je afleiden uit de laatste zin van de tekst? Door de maatregelen ...
A
kunnen er minder zoete dingen gegeten worden.
B
kunnen mensen elkaar geen cadeaus geven.
C
kunnen mensen er niet voor zorgen dat armen ook genoeg te eten hebben.
D
kunnen mensen het feest niet met veel vrienden en familie samen vieren.