Ramadan

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 7

Ramadan 

Ramadan

overleg samen en noteer drie kernwoorden. Geen zinnen. 

In de inleiding staat dat de ramadan waarschijnlijk op dinsdag 13 april begint. In welk
stukje wordt uitgelegd waarom dit nog niet helemaal zeker is?
In het stukje met het kopje:

1. De islamitische kalender
2. Verplichting
3. Uitzonderingen
4. Suikerfeest

Wat betekent de beproeving in regel 11?

1. een ernstige situatie
2. een nare gebeurtenis
3. een simpele oplossing
4. een zware test

In r. 14 staat: Het vasten tijdens de ramadan is een van de verplichtingen van de
islam. Net als de bedevaart naar Mekka. Met welke signaalwoorden zou je dit in één
zin kunnen zeggen? Er zijn twee antwoorden goed

1. bijvoorbeeld
2. in tegenstelling tot
3. niet alleen....maar ook
4. zowel.....als

In r. 18-19 staat dat: Het is een tijd van bezinning. Wat betekent de bezinning?

1. het helpen
2. het nadenken
3. het ontdekken
4. het schrijven

Lees r. 22-24. Wat geldt er voor mensen die niet kunnen of hoeven te vasten? Er zijn
twee antwoorden goed.

1. Ze moeten een offer brengen.
2. Ze moeten het later inhalen.
3. Ze moeten vaker bidden
4. Ze moeten vasten als de zon onder is.

Kijk in het stukje Suikerfeest. Wat staat er vooral in dit stukje?

1. waarom veel mensen Suikerfeest vieren
2. wat er dit jaar anders is bij het Suikerfeest
3. wat het Suikerfeest allemaal inhoudt
4. welke cadeaus mensen elkaar geven met het Suikerfeest

De tekst gaat over de ramadan. Welk stukje in de tekst is niet zo belangrijk en zou je
kunnen weglaten?

1. r. 6-9: De t/m gevast.
2. . r. 17-20: Ten t/m anderen.
3. r. 27-29: Vasten t/m rol.
4. r. 31-34: De t/m geld.

Wat kun je afleiden uit de laatste zin van de tekst?
Door de maatregelen …

1. kunnen er minder zoete dingen gegeten worden.
2. kunnen mensen elkaar geen cadeaus geven.
3. kunnen mensen er niet voor zorgen dat armen ook genoeg te eten hebben
4. kunnen mensen het feest niet met veel vrienden en familie samen vieren