Examen Schrijven

Examen Schrijven
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Examen Schrijven

Slide 1 - Slide

Schrijven
  • Examen dat digitaal wordt afgenomen
  • Inloggen is met je studentnummer en wachtwoord
  • Vooraf krijg je informatie over het examen in je schoolmail
  • Je mag gebruik maken van een woordenboek
  • Je maakt het examen in Word
  • 50% van je gemiddelde cijfer is Lezen-Luisteren
     50 % van je gemiddelde cijfer is Schrijven + Spreken + Gesprekken

Slide 2 - Slide

Schrijfplan

Slide 3 - Slide

Schrijfplan
  1. Hoofdzaken noteren (indeling)
  2. Onderwerpen/argumenten opschrijven
  3. Maak gebruik van signaalwoorden en verbanden

Slide 4 - Slide

Je maakt je schrijfplan, wat noteer je?
A
Je naam, klas en de datum
B
De globale opzet van je tekst
C
Alle signaalwoorden die je kunt gebruiken

Slide 5 - Quiz

Schrijfdoelen en tekstsoorten

Slide 6 - Slide

Welke doelen kan een schrijver
met een tekst hebben?

Slide 7 - Mind map

Schrijfdoelen
  • informeren
  • overtuigen
  • overhalen
  • amuseren
  • instrueren/ instructie geven

Slide 8 - Slide

Hét moment voor alle fans van Apple en al die overige smartphonegebruikers die op zoek zijn naar het nieuwste van het nieuwste is eindelijk daar! Het Amerikaanse bedrijf heeft weer alles in het werk gesteld om ons te verrassen met strakke designs, opvallende nieuwe features en ontzettend veel kracht. Met de release van de nieuwe iPhone 12, iPhone 12 mini, iPhone 12 Pro en iPhone 12 Pro Max zet Apple de nieuwe standaard voor alles dat mogelijk is.

A
Informeren
B
Overtuigen
C
Overhalen
D
Amuseren

Slide 9 - Quiz

Altijd en overal online. Volgens sommige opvoeders liggen er allerlei gevaren op de loer voor onze Wifi-generatie. Er zijn daarom al scholen die het vak mediawijsheid geven. Er wordt gekeken wat de voor- en nadelen zijn, welke gevaren er op de loer liggen en of verbieden zin heeft.
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Overhalen
D
Amuseren

Slide 10 - Quiz

Welke tekstsoorten ken je?

Slide 11 - Mind map

Tekstsoorten
  • column
  • betoog
  • krantenartikel
    /beschouwing
  • handleiding
  • gebruiksaanwijzing
  • leesboek
  • stripverhaal

Slide 12 - Slide

Wat is een voorbeeld van een betogende tekst?
A
Nieuwsbericht
B
Recept
C
Recensie
D
Samenvatting

Slide 13 - Quiz

De montagehandleiding bij een Ikea kastje is een voorbeeld van een:
A
amuserende tekst
B
instructieve tekst
C
betogende tekst
D
informatieve tekst

Slide 14 - Quiz

In een beschouwing staan voornamelijk:
A
meningen
B
instructies
C
argumenten
D
feiten

Slide 15 - Quiz

Samengevat
Tekstsoort
Tekstdoel
Voorbeeld
informatieve tekst/
beschouwing
informeren
krantenartikel
betogende tekst
overtuigen, mening beïnvloeden
recensie
overhalende/
activerende tekst
aansporen tot actie
folder
amuserende tekst
vermaken
boek, strip

Slide 16 - Slide

Ik beheers deze stof
A
goed, ik oefen nog een beetje
B
nog niet goed, ik moet nog oefenen
C
helemaal niet, ik moet nog veel oefenen

Slide 17 - Quiz

Hoofdgedachte en onderwerp

Slide 18 - Slide

Elke tekst bevat een onderwerp en hoofdgedachte.
Onderwerp
  • Het onderwerp geeft in één woord of in een aantal woorden aan, waar de tekst over gaat
  • Het onderwerp is nooit een hele zin
  • Je kunt het onderwerp vaak al uit de titel halen
  • Vaak wordt het onderwerp letterlijk herhaald in de tekst


Slide 19 - Slide

Elke tekst bevat een onderwerp en hoofdgedachte.
Hoofdgedachte
  • De hoofdgedachte van een tekst geeft in één zin de belangrijkste informatie uit de tekst weer
  • Het is dus de kortst mogelijke samenvatting van een tekst
  • Je kunt de hoofdgedachte formuleren door antwoord te geven op de vraag : "Wat zegt de schrijver over het onderwerp?"

Slide 20 - Slide

Voorbeeld

Slide 21 - Slide

Wat is het onderwerp en wat is de hoofdgedachte?

Slide 22 - Open question

Antwoord voorbeeld
Onderwerp
"Yellow Cabs"
Hoofdgedachte
De circa 13.00 fameuze gele taxi's in de Amerikaanse metropool New York worden vervangen

Slide 23 - Slide

Maak nu een oefenexamen via Examensprint

Slide 24 - Slide

In een informatieve tekst staan voornamelijk:
A
meningen
B
instructies
C
argumenten
D
feiten

Slide 25 - Quiz

De vorige les hebben we het gehad over...


leesstrategieën
tekstdoelen en tekstsoorten
hoofdgedachte en onderwerp

Slide 26 - Slide

Wat is het verschil tussen de hoofdgedachte en het onderwerp?

Slide 27 - Open question

Vandaag gaan we het hebben over...

kernzinnen
tekstverbanden en signaalwoorden
feiten, meningen en argumenten

Slide 28 - Slide

Signaalwoorden en tekstverbanden

Slide 29 - Slide

Welke signaalwoorden ken je?

Slide 30 - Mind map

Signaalwoorden
  • In een goed opgebouwde tekst vind je logische verbanden tussen de verschillende zinnen en alinea’s. 
  • De maker kan gebruikmaken van signaalwoorden om die verbanden duidelijk te maken. Wanneer je bijvoorbeeld het woord ‘maar’ of ‘echter’ tegenkomt, geeft dat het signaal dat er waarschijnlijk sprake is van een tegenstelling in de tekst. 
  • Je schrijf voor ieder signaalwoord een komma! (Behalve bij 'en')

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Jan heeft zijn vmbo-diploma gehaald, waardoor hij kan studeren.
A
Opsomming
B
Conclusie
C
Oorzaak en gevolg
D
Tegenstelling

Slide 33 - Quiz

Ik ga vandaag eerst naar school. Daarna ga ik sporten.

A
Opsomming
B
Tijd
C
Tegenstelling
D
Conclusie

Slide 34 - Quiz

Kortom, we winnen deze wedstrijd wel.
A
Tegenstelling
B
Tijd
C
Conclusie
D
Voorbeeld

Slide 35 - Quiz

Feiten, meningen en argumenten

Slide 36 - Slide

Wat is het verschil tussen
een feit en een mening?

Slide 37 - Mind map

Feit, mening of argument?
Feit: een feit kun je controleren.
Mening: een mening is iets wat iemand vindt.
Argument: een reden waarom je een bepaalde mening hebt. Je herkent een argument aan signaalwoorden, zoals: want, omdat, daarom, namelijk. 

Slide 38 - Slide

Caroline van der Plas moet de nieuwe minister president worden.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 39 - Quiz

Omdat zij goede standpunten heeft.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 40 - Quiz

Uit onderzoek blijkt dat roken slecht is voor je gezondheid.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 41 - Quiz

Laatste tip
Lukt het schrijven van je inleiding niet meteen? 
Begin dan gewoon met de rest van je schrijfplan en schrijf later de inleiding.
En neem je tijd!

Slide 42 - Slide

Noteer hier een tip die je hebt voor de andere studenten!

Slide 43 - Open question