This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Economie & Ondernemen klas 2
Welkom
Thema 4- Werken bij de receptie
Slide 1 - Slide
Deze les
Deze les
Terugblik vorige les
Uitleg blz. 163 t/m 171
Opdrachten maken
Bespreken opdrachten
Ondernemen - nieuw plan
Afsluiten les en een terugblik
Leg je Ipad klaar.
Op de kop.
Slide 2 - Slide
Thema 4
Vandaag: boek 4.4
Volgende week: 4.5 afronden+ begrippen
Woensdag 5 maart: Toets.
Slide 3 - Slide
Terugblik
Weet jij nog:
inkomende / uitgaande en interne post.
Soorten poststukken
Slide 4 - Slide
Doelen:
Je kent verschillenden manieren van postverzending.
Je leert hoe poststukken worden geregistreerd en gefrankeerd.
Je kunt zelfstandig aan het werk met de opdrachten.
Je leert het begrip archiveren
Slide 5 - Slide
Post verwerken
Hoe adresseer je een brief?
Slide 6 - Slide
Instructie ontvanger
Regels voor het adresseren van post: ONTVANGER
Slide 7 - Slide
Instructie afzender
Regels voor het adressen van post: AFZENDER
Slide 8 - Slide
Frankeren
Frankeren Een poststuk wordt voorzien van een postzegel, frankeerstempel of postzegelcode. Dit dient als bewijs van betaling
Slide 9 - Slide
Aangetekende post
= Post waarbij je de verzekering krijgt dat de post bij de juiste persoon wordt bezorgd. De post wordt door de postbode persoonlijk afgeleverd en de ontvanger tekent voor ontvangst.
Slide 10 - Slide
Post met antwoordnummer
= Adressering waarmee een bedrijf het de klant makkelijk maakt om te reageren. De klant hoeft namelijk geen postzegel te plakken.
Slide 11 - Slide
Internationale post
Je verstuurt af en toe post naar het buitenland. Het versturen van een brief naar het buitenland gebeurt op dezelfde manier als het versturen naar een adres binnen Nederland. Je noteert internationale brieven ook op de uitgaande-postlijst. Op de envelop schrijf je de naam van het bedrijf en de adresgegevens. Ook het land schrijf je (in hoofdletters) op de envelop.
Slide 12 - Slide
Archiveren
Slide 13 - Slide
Betekenis:
1) Bewaren 2) Opbergen 3) Opslaan
Volgens bepaalde regels opbergen in een archief
Voorbeelden: Je administratie archiveren (mappen/kast) Je e-mails digitaal archiveren
Slide 14 - Slide
H4.4 - afmaken
Maak:
opdracht: 4.19/4.20/4.21/4.23/4.24
Extra: 4.22
blz. 163 t/m 171 Klaar:
Start alvast met de begrippen
timer
25:00
Slide 15 - Slide
Ondernemen
Slide 16 - Slide
Ik heb tijdens deze les fijn kunnen samenwerken en alle opdrachten gemaakt.