HS 3 + 4 Verwijswoorden

Verwijswoorden
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Verwijswoorden

Slide 1 - Slide

Lesdoel:
Ik kan verwijswoorden op een goede manier gebruiken 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Verwijswoorden

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Welk verwijswoord kun je gebruiken om naar het woord 'kat' te verwijzen?
A
die, deze
B
dat, dit

Slide 7 - Quiz

Welk verwijswoord kun je gebruiken om naar het woord 'katje' te verwijzen?
A
die, deze
B
dat, dit

Slide 8 - Quiz

Mijn vriendin, waarmee ik zou gaan shoppen, is ziek
A
juist
B
fout

Slide 9 - Quiz

Fifa20 is een PS4-spel die net uitgekomen is
A
juist
B
fout

Slide 10 - Quiz

Wij krijgen een kat ... uit het dierenasiel komt
A
dat
B
die

Slide 11 - Quiz

Het paard .... ik naar de wedstrijd ga, is bruin
A
met wie
B
waarmee

Slide 12 - Quiz

Lucas kreeg een handtekening van de zanger .... hij fan is
A
van wie
B
waarvan

Slide 13 - Quiz

Mijn buurjongen is iemand ... ik graag voetbal op straat
A
waarmee
B
met wie

Slide 14 - Quiz

Ik eet het liefst melkchocola, ... vind ik lekkerder dan pure.
A
dat
B
die

Slide 15 - Quiz

Ken jij mijn buurjongen?.... komt volgend jaar bij ons op school.
A
Dat
B
die

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide