Target 5 Les 12: kommagetallen tot op 0,001

1 / 33
next
Slide 1: Slide
WiskundeBasisschoolGroep 6

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

kommagetallen tot op 0,001 =tot op duizendste

lesverloop 
  • uitleg kommagetal tot op tiende en honderdste
  • quiz
  • uitleg kommagetal tot op duizendste
  • werkboek oplossen
  • werkboek verbeteren
  • hulp van de juf 
  • foto als bewijs

Slide 2 - Slide

uitleg kommagetallen tot op tiende = 0,1 of 0,t

Slide 3 - Slide

uitleg kommagetallen tot op honderdste= 0,01 = 0,0h


Slide 4 - Slide

kommagetallen tot op duizendste =0,001 =0,00d

1 cm kunnen we nog eens verdelen in 10 gelijke delen



Slide 5 - Slide

Welke lengtemaat is 10 keer kleiner dan een meter?
A
km
B
cm
C
mm
D
dm

Slide 6 - Quiz





Welke lengtemaat is 10 keer kleiner dan een meter?
dm 
want 1 dm kan 10 keer in 1 m

Slide 7 - Slide

Welke lengtemaat is 10 keer kleiner dan een decimeter?
A
km
B
cm
C
mm
D
dm

Slide 8 - Quiz





Welke lengtemaat is 10 keer kleiner dan 1 decimeter?
cm 
want 1 cm kan 10 keer in 1 dm

Slide 9 - Slide

Welke lengtemaat is 10 keer kleiner dan een centimeter?
A
km
B
cm
C
mm
D
dm

Slide 10 - Quiz





Welke lengtemaat is 10 keer kleiner dan 1 centimeter?
mm 
want 1 mm kan 10 keer in 1 cm

Slide 11 - Slide

Hoeveel mm zit er dan in 1 meter als je weet dat 1 cm uit 10 mm bestaat en 1 m uit 100 cm bestaat?
A
10
B
1000
C
100
D
10 000

Slide 12 - Quiz

1m = 100 cm              dus 1 m = 1000 mm
in 1 cm                        kan       10 mm
in 100 cm = 1m         kan       1000 mm

want om van 1 cm naar 100 cm te gaan doe je x 100
dus doe je ook 10 mm x 100

x 100 = + 2 nullen bij het getal

Slide 13 - Slide

uitleg kommagetallen tot op duizendste = 0,001 = 0,00d

Slide 14 - Slide

Wat heb je nodig?
  • werkboek rekenen Target 5 Les 12 p. 14-15    oefening 1-6
  • oefening 7 niet
  • positieschema tot op duizendste

Slide 15 - Slide



1. Los de vragen 1 tot en met 6 op in je rekenboek p.14-15
  • gebruik de slides als hulp 
  • gebruik je positieschema tot op duizendste

4. Verbeter de vragen 1-6 met de verbetersleutel in het groen
-> is jouw antwoord fout, trek er dan een streep door en schrijf het juiste antwoord erbij en/of duid het juiste antwoord aan in groen

Slide 16 - Slide

hulp van de juf  
oefening 1: gebruik je positieschema
  1.            - de eenheden moeten in de kolom staan van de maateenheid  die erachter 
                  staat
                  - plaats de komma bij de eenheden
                  

bv: 125 duizendste










Slide 17 - Slide

werkboek p.14 oefening 1: getallendictee
1e vleermuis
A
3,500
B
0,350
C
350
D
1,35

Slide 18 - Quiz

werkboek p.14 oefening 1: getallendictee
2e vleermuis
A
0,65
B
6,5
C
0,650
D
650

Slide 19 - Quiz

werkboek p.14 oefening 1: getallendictee
3e vleermuis
A
1999
B
1,9
C
1,990
D
1,999

Slide 20 - Quiz

werkboek p.14 oefening 1: getallendictee
4e vleermuis
A
3,4
B
3,40
C
0,340
D
3,400

Slide 21 - Quiz

werkboek p.14 oefening 1: getallendictee
5e vleermuis
A
57,75
B
5775
C
5,775
D
577,5

Slide 22 - Quiz

hulp van de juf  
oefening 2: 
                    E steeds invullen!
                     komma plaatsen!
                     nullen toevoegen!



oefening 3: 
plaats het kommagetal in het positieschema en kijk naar de waarde van elk cijfer
bv:



Slide 23 - Slide

hulp van de juf  
oefening 4: 
eerste sprong = + 0,1 = + 1 tiende = + 1t
duid de tiende aan bij het eerste getal
3,7 + 1t          => 7t + 1t =  8t         => volgende getal = 3,8


tweede sprong = + 0,01 = + 1 honderdste = + 1h
duid de honderste aan bij het eerste getal
4,56 + 1h       => 6h + 1h = 7h       => volgende getal = 4,57


derde sprong = + 0,001 = + 1 duizendste = +1d
duid de duizendste aan bij het eerste getal
6,788 + 1d     => 8d + 1d = 9d     => volgende getal = 6,789





Slide 24 - Slide

hulp van de juf  
oefening 5: 
eerste getallen-as: van 3 naar 4
In hoeveel stukken is de as verdeeld? tel de deeltjes
Duid het eerste stuk aan door een pijl te trekken van 3 naar het eerste streepje op de as
Wat komt erbij van 3 naar het eerste streepje, in een breuk? 1/10

                                                                                             = 1 tiende = +0,1

de sprong = + 1/10 of + 1 tiende of + 0,1

Welk kommagetal schrijf je bij het eerste streepje? 3,1  want 3 + 1 tiende = 3,1


Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

hulp van de juf  
oefening 5: 
tweede getallen-as: ze hebben een deel genomen van de eerste getallen-as en uitvergroot: van 3,1 naar 3,2
we kunnen dat ook schrijven als 3,10 en3,20
Hoeveel komt erbij van 3,10 naar 3,20 => 10 honderdste
10 honderdste is verdeeld in hoeveel delen? tel de deeltjes
dus: 10 honderdste is verdeeld in 10 stukken
 Hoeveel is elk deeltje dan? 1 honderdste want 10 honderdste : 10 = 1 honderdste
Duid het eerste stuk aan door een pijl te trekken van 3,1 naar het eerste streepje op de as
Wat komt erbij van 3,1 naar het eerste streepje? + 1/100   = 1 honderdste = +0,01

de sprong = + 1/100 of + 1 honderdste of + 0,01 bij de tweede getallen-as
Welk kommagetal schrijf je bij het eerste streepje? 3,11  want 3,10 + 1 honderdste = 3,11


Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

hulp van de juf  
oefening 5: 
derde getallen-as: ze hebben een deel genomen van de tweede getallen-as en uitvergroot: van 3,14 naar 3,15
we kunnen dat ook schrijven als 3,140 en3,150
Hoeveel komt erbij van 3,140 naar 3,150 => 10 duizendste
10 duziendste is verdeeld in hoeveel delen? tel de deeltjes
dus: 10 duizendste is verdeeld in 10 stukken
 Hoeveel is elk deeltje dan? 1 duizendste want 10 duizendste : 10 = 1 duizendste
Duid het eerste stuk aan door een pijl te trekken van 3,14 naar het eerste streepje op de getallen-as
Wat komt erbij van 3,140 naar het eerste streepje? + 1/1000   = 1 hduizendste = +0,001

de sprong = + 1/1000 of + 1 duizendste of + 0,001 bij de derde getallen-as
Welk kommagetal schrijf je bij het eerste streepje? 3,141  want 3,140 + 1 duizendste =3,141


Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

hulp van de juf
oefening 6:
vergelijk eerst de eenheden met elkaar
bv: 3,640 < 6,640  eenheden vergelijken
als de eenheden gelijk zijn, vergelijk dan de tiende met elkaar
bv: 4,380 > 4,180  tiende vergelijken
als de tiende gelijk zijn, vergelijk dan de honderdste met elkaar
bv: 9,040 > 9,025 honderdste vergelijken
als de honderdste gelijk zijn, vergelijk dan de duizendste met elkaar
bv: 2,658 < 2,659 duizendste vergelijken

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Laad hieronder een foto van pagina 14 en 15 op (ingevuld + verbeterd)

Slide 33 - Open question