Metonymie : het leggen van relaties
Deel voor geheel: Je telt de koppen (i.p.v. mensen)
Geheel voor een deel: Amsterdam won van Rotterdam (i.p.v. de voetballers)
Voorwerp voor inhoud: Neem nog een glaasje! (maar je drinkt de melk)
Maker/merk (producent) voor voorwerp: De nieuwe Betten is erg goed! (maar je bedoelt het bóek van Erik Betten)
Materiaal voor voorwerp: Erben Wennemars bindt de ijzers weer onder! (Niet het ijzer, maar de schaatsen - die vroeger van ijzer werden gemaakt.)
(Kijk op blz. 88 van je leerboek voor meer voorbeelden.)